Het woord sacrament, betekent heilige handeling. Het is niet een woord dat in de bijbel voorkomt, het komt uit de rooms-katholieke kerk. Het zijn daar handelingen die alleen door een priester mogen worden verricht. Deze zeven sacramenten zijn voor de gelovigen in deze kerk zo essentieel, dat de gelovige alleen behouden kan worden als hij ze ondergaat. Men kan daarom niet behouden worden buiten de kerk en de handelingen van de priester.
De protestantse leer
Ook binnen de protestantse kerk kennen wij heilige handelingen (sacramenten). Hier hoeft men geen dominee of priester te zijn om deze handelingen te verrichten, protestanten geloven in het priesterschap van alle gelovigen. Hoe heilig zijn deze handelingen? Het woord heilig betekent hier niet meer of minder dan apart gezet. Als wij een dominee (vreselijk woord) aanstellen, of een leider van de gemeente, dan doen wij dat voor de goede orde, maar het geeft hem in de ogen van de Almachtige geen voorrechten boven de gewone leden. Hij is en blijft een gewoon lid, al is hij dan vrij gesteld van de noodzaak om een betaalde baan te hebben, hij wordt betaald uit de tienden die de leden geven. Hij kan en mag niet heersen over de leden (Nico Laos = heersen over het volk). Hij heeft geen enkele invloed of welk lid dan ook behouden wordt of verloren gaat.
De doop
De doop is één van de drie handelingen met een bijzondere betekenis die wij als protestanten hebben, en zij worden alle drie duidelijk in de bijbel vermeld. De heiligheid zit niet zozeer in de handeling zelf, maar veel meer in de houding en het geloof van het individu die hieraan deelneemt of het ondergaat. In het geval van de doop is het niet de heiligheid van degene die de doop uitvoert, maar de innerlijke gesteldheid van hem of haar die de doop ondergaat. Bij de ware bekering hoort een openbaar belijdenis, daarna een doop door onderdompeling. Het is een beeld van het sterven van de oude zondige mens, de gelovige staat daarna op als een nieuw wezen in Christus. De doop is zo een openbaar belijden van een bekering die plaats vond vóór de doop. Daarom is het niet de doop die de zondaar redt maar de bekering, het aannemen van Jezus als zijn of haar persoonlijke verlosser. De doop is een beeld hiervan, niet degene die de doop voltrekt, niet het soort water (sommigen willen in de Jordaan gedoopt worden), maar de oprechtheid van de bekeerling is doorslag gevend.
Het avondmaal
Het avondmaal is het tweede sacrament dat in vrijwel alle protestantse kerken wordt gevierd, door sommige kerken frequenter dan anderen, van één maal per week, tot één maal per jaar (met Pasen). Toen Maarten Luther de roomse kerk de rug toe keerde, nam hij het idee mee dat het brood en de wijn letterlijk veranderde in het bloed en het lichaam van Christus. Johannes Calvijn geloofde dat het gewoon wijn en brood bleef, maar dat de gelovige hiermee de dood van de Heer gedacht wanneer hij deel had aan het avondmaal. De zienswijze van Calvijn heeft uiteindelijk gewonnen en vrijwel alle protestanten zien het brood als brood (ongegiste matses) en de wijn (druivensap) als wijn, zowel voor als na de zegening. Ook hier is het niet de frequentie waarmee wij het avondmaal gebruiken, of de hoeveelheid, maar de houding van de gelovige is doorslag gevend. Noch de doop noch het avondmaal hebben van zichzelf de macht om ons te behouden, zij getuigen slechts van het feit dat wij behouden zijn door wat God door Zijn Zoon voor ons gedaan heeft.
De zegen
Het uitspreken van de zegen al dan niet met het opheffen of het opleggen van de handen is in sommige kerken voorbehouden aan predikanten en ouderlingen, want ook dit is een heilige handeling. Als het ergens duidelijk is dat het niet de gemoedsgesteldheid van degene is die de zegen uitspreekt, maar hij die hem ontvangt dan is het wel hier. In het oude testament lezen wij veel over zegenen, God zelf geeft Aäron de opdracht om de zegen over het volk uit te spreken, hoewel het niet Aäron was die het volk zegende maar God zelf. Van het volk van Israël in die tijd kunnen wij zeggen dat slechts een deel God oprecht diende, toch ontvangen allen de zegen, maar slechts voor de oprechten was het effectief.
De effectiviteit of dat bij de inzegening van een huwelijk is, of van een ambtsdrager binnen de gemeente hangt totaal af van wat degene die hem ontvangt er mee gaat doen. Die zegen van God is een werkelijkheid maar hij komt onder voorwaarde, als wij de voorwaarden niet willen dan is de zegen ineffectief. Hieronder valt ook het bidden van de gemeente voor een ernstig zieke, of het zalven van hem, hoewel het gebed van een rechtvaardige veel vermag, en de zalving van een zieke in de bijbel wordt voorgeschreven, is het niet de handeling zelf maar het geloof wat er mee gepaard gaat wat doorslag gevend is.
Conclusie
Zijn de handelingen van zichzelf dan waardeloos, en moeten wij daarmee stoppen? Nee, zeker niet, zij zijn aan ons door de generaties doorgegeven vanaf Christus en Zijn Apostelen, zij zijn ook effectief in de zin dat zij ons iedere keer weer bepalen dat wij in totale afhankelijkheid leven van God en het offer dat Hij in Zijn Zoon voor ons bracht. Mijn oproep is slechts dat wij veel meer kijken naar onze geestelijke houding waarmee wij ze beleven dan naar de handeling zelf. Het is niet de handeling die ons een relatie met God geeft, maar onze geestelijke gesteldheid. Iets om over na te denken!
Piet Westein