Jezus als priester en hogepriester
Vanaf de zondeval tot heden is het verlangen van gelovigen geweest om inzicht te krijgen in het plan van God voor de verlossing van de mens. De belofte die God gaf in (Genesis 3:15), dat het zaad van de vrouw de kop van de slang zou vermorzelen, was heldere taal: een duidelijke belofte. Tegelijkertijd was deze belofte zo raadselachtig, dat Eva dacht dat zij in vervulling ging met haar eerstgeboren zoon.
In de periode tussen de zondeval en het ontvangen van de voorschriften voor de tabernakeldienst, waren de stamhoofden zoals Abraham en de familiehoofden zoals Job priester voor hun stam of gezin. Na de instelling van de tabernakeldienst werd het priesterschap geïnstitutionaliseerd. Het werd een erfelijk ambt binnen de stam van Levi en het geslacht van Aäron.
In het Nieuwe Testament wordt ons verteld dat wij een koninkrijk van priesters zijn, een heilige natie (1 Petrus 2:9). Tot zover is alles redelijk duidelijk. Moeilijker wordt het als wij de functie van de hogepriester erbij betrekken, omdat zijn taak anders was dan die van de gewone priester. In het Oude Testament vervulden de nakomelingen van Aäron de functie van hogepriester. In het Nieuwe Testament gaat die rol over op Jezus (zie (Hebreeën 4:14-15)).
Wat waren nu de specifieke taken van de priester en de hogepriester?
Voor de priester was de taak tweeledig. Als hij het morgen- en avondoffer bracht, stond daar “in hem” het hele volk. Het was economisch onhaalbaar om voor 200.000 gezinnen elke dag 's morgens en 's avonds een lam te offeren. Daarom werd het hele volk “in de priester” gerekend. Hij offerde namens allen; de zonden van het hele volk werden op dat ene lam gelegd. Wanneer hij dienstdeed in het heiligdom, was “in hem” het hele volk als het ware aanwezig.
De tweede taak van de priester was om in pictogramstijl van de tabernakeldienst een geestelijke werkelijkheid te vertalen. Het volk moest onderwezen worden in hun plichten tegenover God en hun medemens.
De functies van de hogepriester verschilden hiervan. Hij representeerde niet de mens naar God, maar God naar de mens. Waar de priester ongestraft de Voorhof en het Heilige deel van de tabernakel mocht betreden, moest de hogepriester eerst een volledige reiniging ondergaan. Daarna bracht hij een groot offer (een stier) om zijn dienst in het Heilige der Heiligen te mogen verrichten, en dat slechts eenmaal per jaar.
Zijn dienst verwees naar het werk van Jezus in het hemelse Heilige der Heiligen. Hij moest daarom zondeloos zijn, zoals Jezus dat ook is. Hij reinigde de tempel van de zonden die het volk daar, via de priesterdienst, gedurende het hele jaar had gebracht. Ook droeg hij de orakels van God, de Urim en de Tummim. God sprak door hem tot het volk.
Deze tweedeling in de functies van priester en hogepriester is belangrijk voor het verdere onderwerp: het werk van Jezus in het hemels heiligdom.
De vragen die vandaag spelen zijn:
- Ging Jezus na Zijn hemelvaart naar het Heilige of naar het Heilige der Heiligen?
- Wat gebeurde er in 1844, als volgens Daniël het heiligdom gereinigd wordt?
- Is Jezus daar priester, hogepriester, beide of geen van beide?
Een deel van het antwoord ligt in de Bijbelse religieuze jaarcyclus, een ander deel in de aardse dienst van het heiligdom. Mozes kreeg op de berg Sinaï niet alleen de tien geboden – dat zou geen veertig dagen hebben geduurd. Hij kreeg ook inzage in het verlossingsplan en de opdracht dit plan duidelijk te maken via:
- De Bijbelse religieuze jaarcyclus, waarin Gods heilsdaden voor de mens, van de schepping tot de herschepping, jaarlijks herdacht werden.
- De tempeldienst, die werkte als een soort plaatjesboek, waarin God zichtbaar was in de handelingen, objecten en getallen (zoals de maten van de tempel).
- De wet, die een diepere openbaring gaf dan enig beeld of voorwerp. Hoewel deze in het binnenste heiligdom verbleef, opgesloten in de verbondskist die op straffe des doods niet geopend mocht worden (1 Samuël 6:19), moest ieder van dertien jaar en ouder deze wet kennen en in zijn hart meedragen.
Als we de gestelde vragen willen beantwoorden, moeten we dat doen vanuit onze kennis van de aardse tabernakel en het leven van Jezus op aarde. Hij was uiteindelijk het Lam (Jesaja 53:7). Ook is Hij de Hogepriester (Hebreeën 4:14). De invulling die Jezus op aarde gaf aan Zijn dienstwerk opent onze ogen voor wat Hij nu voor ons doet in de hemel.
Van Zijn priesterlijk werk hebben we geen gedetailleerde beschrijving, maar uit teksten zoals (Romeinen 3:26) blijkt dat Jezus ons representeert, en dat is het werk van de priester. In Jezus hebben wij dus het Offer, de Priester én de Hogepriester.
Neem de eerste vraag: waar ging Jezus heen na Zijn hemelvaart? In de tabernakeldienst bracht de priester het bloed van het offerlam, beladen met de zonden van het volk, in het Heilige. Als Jezus het Lam is, en tevens onze Priester, dan moet Hij wel in het Heilige zijn gegaan om daar Zijn offerbloed te plengen. In het Offerlam stierf de hele mensheid de tweede dood. En in Jezus, die ons representeert, zijn wij “in Hem” in het hemels heiligdom.
Jezus wordt voorgesteld alsof Hij staat naast het gouden wierookaltaar om daar onze gebeden te offeren (Openbaring 8:3-4). Ook dit was het werk van de priester, niet van de hogepriester. In (Exodus 30:7) staat dat elke morgen het wierookoffer gebracht moest worden. Dat hoorde bij de dagelijkse dienst, het werk van de priester.
De taak van de hogepriester was de jaarlijkse dienst in het Heilige der Heiligen. Daarmee komen we bij de tweede vraag: wanneer ging of gaat Jezus als onze Hogepriester het Heilige der Heiligen binnen? Was Hij daar als God altijd al, gezeten tussen de cherubs? Ging Hij daarheen na Zijn hemelvaart, of aan het eind van de profetie in (Daniël 8:14)? Of is het nog toekomst?
Als God wordt Jezus in de tempeldienst voorgesteld als Degene die woont achter het binnenste voorhang, altijd en eeuwig. Maar diezelfde God is geïncarneerd in de Mens Jezus van Nazareth. Als Mens had Hij een begin, want Hij werd geboren. In Hem zijn twee naturen verenigd: de eeuwige God, en de zondeloze Mens Jezus.
Het is de Mens Jezus die ons representeert in een zondeloos leven, een verzoenend sterven, en het dragen van onze zonden in het Heilige. Maar op een daarvoor bestemde tijd zal Hij als Hogepriester God vertegenwoordigen naar de mens. Dan onderzoekt Hij de levens van allen, of zij “in Hem” in het heiligdom waren, of buiten Hem hebben geleefd.
Anders gezegd: als Priester bracht Hij onze zonden in het heiligdom, als Hogepriester zal Hij ze eruit wegdoen.
Als we de logica van de Bijbelse jaarindeling volgen, dan begon in 1844 mogelijk de grote verzoendag. Dan is het werk van Jezus als Priester ten einde, en is Zijn werk als Hogepriester begonnen en mogelijk bijna voltooid. Spoedig zal Zijn koningschap aanbreken.
Piet Westein
P.S.
Wist u dat wij met Hem als koningen zullen heersen?