Lees Openbaring 10.
Johannes ziet een andere engel nederdalen uit de hemel bekleed met een wolk, en de regenboog is op Zijn hoofd, Zijn gezicht schijnt als de zon. Hier verschijnt de Zoon van God in al Zijn heerlijkheid, het lijkt wel een beeld van de wederkomst, wanneer Hij zal verschijnen in al Zijn heerlijkheid. De regenboog wijst naar het verbond wat Hij met de mensheid heeft gesloten na de zondvloed. De zon wijst naar Zijn alomtegenwoordigheid, niets is voor Zijn ogen verborgen. Hij heeft in Zijn hand een geopend boekje, en als hij spreekt lijkt het wel of er een leeuw brult, en tegelijkertijd hoort hij de donder zevenmaal rollen. Wat moeten wij hiervan denken?
Het boekje.
Anders dan in Openbaring vijf is dit boekje geopend, wat is er anders aan dit boekje dan aan de boekrol in hoofdstuk vijf? In hoofdstuk vijf zijn wij aan het begin van het christelijke tijdperk, de geschiedenis moet zich nog ontvouwen, vandaar dat de boekrol nog gesloten is. Hier heeft het Lam de zegels al verbroken. Hier hebben wij te maken met dezelfde Leeuw uit de stam van Juda, daarom zien wij Hem hier ook spreken met de stem als van een leeuw. Wij zijn hier nog steeds onder het zesde zegel van hoofdstuk negen, de wederkomst is bijna daar, en zowel het boek Daniël wat hij moest verzegelen, als het boek in de hand van deze Engel zijn geopend, en kunnen door de gelovigen worden begrepen. Alle tijds profetieën zijn vervuld, er is geen reden voor God om de toekomst voor Zijn kinderen nog te verbergen.
De donderslagen.
Maar wat moeten wij met deze donderslagen? De donderslagen zijn te horen op het moment dat dit Wezen spreekt, Johannes kan ze verstaan en begrijpen, maar als hij ze op wil schrijven krijgt hij uit de hemel te horen dat hij dit niet moet doen, sterker nog, hij moet ze verzegelen. Wij dachten net van dat verzegelen af te zijn want het boekje lag geopend in de hand van deze Goddelijke boodschapper. Is er ergens anders in de bijbel soms nog sprake van donderslagen? Als wij in het boek Samuël het zeventiende hoofdstuk de verzen zestien tot achttien lezen, dan kon ons dit weleens licht geven op deze vraag.
Het volk van Israël heeft om een aardse koning gevraagd in plaats van God, hun hemelse Koning. Later in de geschiedenis blijkt het een desastreuze keuze te zijn, dit is koning Saul, de koning die zich vlak voor zijn dood inlaat met geesten van doden. Hij zoekt zijn heil bij satan in plaats van bij God. Dit is een verwijzing naar onze tijd, de hele wereld gaat vol verbazing het beest (satan) achterna, in plaats van te wachten op de hemelse Koning die op het punt staat te komen. Als het volk voor de profeet staat, en zij een aardse koning verlangen, antwoord God hen met donderslagen en regen, en dat op het moment dat het de tarwe oogst is. De tarwe oogst was met Pinksteren, één van de grote voorjaarsfeesten, een tijd van hitte en droogte, geen tijd om regen te verwachten.
Ook wij leven in de tijd van de tarwe oogst, het tarwe zijn de mensen die behouden worden. Volgens Jezus zijn de velden wit om te oogsten, maar om die oogst binnen te halen moet het evangelie nog éénmaal luid en duidelijk (zo luid als een donderslag) verkondigd worden en de Heilige Geest zal nog eenmaal in grote kracht uitgestort worden (de late regen). De gelovigen zullen die donderachtige stem horen en begrijpen, zij die hun gehoor gewend hebben aan de leugen van de tegenstander, zullen het wel horen (de donderslagen) maar niet verstaan. Deze Engel zweert bij God, en Hij doet dat door een deel van het vierde gebod aan te halen, hij zegt dat de tijd op zal houden als de zevende bazuin zal klinken. Hij heeft al de profetieën over de eindtijd vervuld, de tijd is voorbij, het oordeel over de wereld komt.
Een eetbaar boekje!
De stem die Johannes eerder uit de hemel gehoord had klinkt opnieuw, hij krijgt te horen dat hij het boekje uit de hand van deze hemelse gezant moet nemen en het op moet eten. Uit de mond van Jezus krijgt hij te horen dat het in de mond wel zoet zal smaken maar eenmaal in de buik zal het bitter zijn. Het gaat hier natuurlijk niet om een letterlijk boekje wat hij (en wij) op moeten eten, het gaat hier om de boodschap van de eindtijd. Het eeuwig evangelie zal nog éénmaal verkondigd worden, ook de boodschap van de wederkomst. Deze boodschap begon bijna twee honderd jaar geleden, de mensen die hem toen verkondigden waren laaiend enthousiast, zij hadden er alles voor over om deze boodschap over de hele wereld te verkondigen. Zij dachten dat deze profetische boodschap in hun tijd in vervulling zou gaan, maar het draaide uit op een bittere teleurstelling, en zij en wij moeten opnieuw profeteren voor vele landen en volken. Voor ons is de boodschap ook zoet, wij verlangen naar de wederkomst, en het bittere in onze tijd is dat slechts weinig mensen deze boodschap willen horen. U hopelijk wel!
Op naar de zevende bazuin, en de profetie van de twee en veertig maanden in hoofdstuk elf.
Piet Westein