Jozef 6

Een slaaf heerst over een volk van heersers

Jozef is dertig jaar oud als hij onderkoning wordt over Egypte. Ook Jezus is dertig jaar oud als Hij Zijn openbaar dienstwerk begint. Jozef komt vanuit de gevangenis direct op de één na hoogste plaats in Egypte, en heerst naast Farao. Ook Jezus heerst naast Zijn Vader over het universum, nadat hij vervolging, lijden en sterven heeft meegemaakt. Jozef de voormalige Hebreeuwse slaaf die zo verguisd werd door zijn broeders, was maar een mens. Jezus de Zoon van God kwam naar de Zijnen, maar ook Hem hebben zij verguisd.

 

Jozef, begint nu hij onderkoning is, met het uitvaardigen van een aantal voorschriften, die in feite een nieuw belastingstelsel zijn voor de Egyptenaren. Iedere boer wordt verplicht om een dubbele tiende dat is 20% van zijn oogst af te dragen aan Farao. Wij mogen ons afvragen waar Jozef dat idee vandaan had van dat tienden betalen? Wij zien dat de overgrootvader van Jozef, dat is Abraham, al bekend was met het tienden stelsel. Abraham betaalde al tienden aan Melchizedek, de koning van Salem. Ook zegt Mozes van Abraham dat hij al de wetten, inzettingen en verordeningen van God hield. Daar hoorde ook het tienden stelsel onder. Later na de uittocht uit Egypte van het volk Israël krijgen ook zij dat tienden stelsel.

 

Rijke farao, arme Egyptenaren

Zeven jaren lang brengen de Egyptenaren trouw hun dubbele tienden, met deze geweldige oogsten kan dat ook makkelijk. Er worden in het hele land Egypte voorraadschuren gebouwd, om het graan op te slaan. Aanvankelijk werd er nauwkeurig bijgehouden hoeveel graan er opgeslagen werd. Maar dat was onbegonnen werk, het was zo veel dat men er mee stopte om de hoeveelheid op te schrijven. Na de zeven jaren van overvloed komen de jaren van hongersnood. Die magere jaren er zijn niet alleen in het land Egypte, deze hongersnood is wereldwijd.

 

Tot nog toe is iedereen zeer tevreden over de uitvoering van het werk wat Jozef deed. Het land Egypte was rijk geworden van die overvloedige oogsten, iedere Egyptische boer leefde in weelde. Maar als de rivier de Nijl het land niet meer overstroomt is er geen oogst. De mensen gaan naar Farao om graan te kopen dat in de schuren ligt opgeslagen. Geen probleem zegt Jozef, je kunt kopen zoveel je maar wilt. Het probleem zit hem in het woord kopen. Je kunt dat een jaar volhouden, misschien twee jaar maar dan is je geld op. De oplossing die Jozef biedt is: Geef je huis, en je vee maar, ook dit doen de Egyptenaren. Maar die zeven magere jaren zijn nog lang niet om. Als laatste betaalmiddel wordt hun eigen lichaam en dat van hun kinderen ingezet.

 

Zij, de Egyptenaren worden in plaats van vrije rijke mensen, slaven van Farao. Zij zullen generaties lang Farao als lijfeigenen dienen. Van nu aan zal alle macht aan Farao toebehoren. Niet alleen bezit hij alle goud en zilver van Egypte. Maar ook het land is nu van hem en de Egyptenaren zijn zijn slaven. Buiten dat heeft hij ook nog de religieuze macht hij wordt aanbeden als een god. Als laatste machtsmiddel heeft hij ook nog een leger dat hem gehoorzaamt. Hij is natuurlijk ook de opperbevelhebber van het leger van Egypte.

 

Er was één groep die was uitgezonderd. Dat was de priesterklasse. Van hen werd geen belasting geheven, zij leefden vanuit de staatskas. Zij konden hun land en hun vrijheid behouden. Deze priesters werden in die tijd steeds rijker en hadden daardoor veel macht, zowel religieus als ook politiek. Als er zwakke Farao’s waren, dan lag de werkelijke macht in hun handen. Wij zien dat in het Europa van de middeleeuwen ook bij de priesters, bisschoppen en de pausen van de kerk van Rome. Het is in dit politiek-religieus landschap dat onze Jozef zijn koers moet bepalen.

 

Waarheen Jozef?

Daar Jozef getrouwd was met een dochter van de hogepriester van On, de zonnegod, en hij ook onderkoning van Egypte was, was daar het grote gevaar dat hij zou vallen voor de vermenging van de macht van kerk en staat. Vrijwel alle heersers die wij in de bijbel tegenkomen die zich de macht van kerk en staat toe-eigenden probeerden hun troon boven die van God te stellen. Het is slechts doordat God aan Jozef ook de gave van de Geest der profetie had gegeven, dat hij de voetangels en klemmen die zijn positie met zich meebracht kon omzeilen.

 

Er is maar één Wezen in het universum in Wiens handen de macht van kerk, staat en profetie veilig zijn en dat is Christus. Hij kon uitroepen: Mij is gegeven álle macht in hemel en op aarde.

 

 Alle machthebbers moeten zich ondergeschikt maken aan Hem, willen zij een betekenisvolle functie in het Godsrijk hebben. Maar helaas is het zo, dat hoe machtiger de heerser, des te moeilijker hij die macht op kán en wíl geven. Dit probleem is niet nieuw, noch is het beperkt tot koningen en heersers. Ook in ons hart woont die zucht naar macht. Iedere keer als wij bewust een pad kiezen waarvan wij weten dat het niet God is die ons op dat pad heeft geleid, zetten wij onze troon boven die van God. Het is slechts de Geest der profetie [de Heilige Geest] die ons kan overtuigen om onze zonden te belijden en op het smalle pad terug te keren.

 

Piet Westein

 

P.S.

Ik ben benieuwd hoe Jozef met die macht omgaat als hij straks zijn broers, die hem verraden hebben, weer ontmoet. Je vraag je af of het daarom is dat de nakomelingen van zijn broers, het volk van Israël, honderden jaren als slaven in Egypte zouden dienen?