Het harde hart

 

De geschiedenis van de uittocht uit Egypte door het volk van Israël, bevat een opmerkelijk detail. Hierdoor worden veel mensen op het verkeerde been gezet. Het gaat om de steeds terugkomende opmerking dat de Here het hart van Farao verhardde, Exodus 10.

 

Deze en andere teksten in de bijbel worden vaak gebruikt om een vorm van uitverkiezing te verkondigen. Het gevaar is, als wij deze teksten zo gebruiken, dat er een verkeerd beeld van het karakter van God wordt geven. Was het zo dat God Farao had uitgekozen om zijn hart zo te verharden dat hij niet anders kon, of was Farao zo vol van zichzelf dat hij naar God noch mens wilde luisteren? In vers twee van het vijfde hoofdstuk van Exodus zegt Farao : Wie is de Here naar wie ik zou moeten luisteren om Israël te laten gaan? Ik ken de Here niet, en ik zal Israël ook niet laten gaan.

 

Farao is hier een beeld van satan, de geest die zich niet wil onderwerpen aan God, en die zijn troon boven die van God wil stellen. Hij kent de God van Israël wel maar hij wil hem niet gehoorzamen. Hij, Farao is immers zelf een god in Egypte. Nee, Farao kan en wil niet van zijn troon komen om te knielen voor de God die de hemel en de aarde gemaakt heeft. Dat is de reden dat hij zijn hart verhardt, en niet dat God het goed dacht om dat om een onbekende reden te doen.

Laten wij kijken hoe het volk van Egypte hier tegenover stond. Het lijkt of al de Egyptenaren dezelfde houding aannemen als hun vorst. Maar dat is zeker niet waar. Als wij naar de zevende plaag kijken, dan zien wij dat er Egyptenaren waren, die de waarschuwingen wel in acht namen. Wie onder de Egyptenaren God vreesde borg zijn vee op en werd niet getroffen door de hagel, Exodus 9:20.

 

Nee, Farao’s hart werd verhard door de keuzes die hij maakte, en het idee dat hij god op aarde was.  (Waar hebben wij dat meer gehoord)? Maar u vraagt waarom staat het daar dan zo? In Israël zag en ziet men God als de Almachtige, en terecht. De conclusie is dan, dat alles wat er gebeurt door God ook zo gewild is. Dit idee is natuurlijk in tegenspraak met het idee dat God niet wil dat ook maar één mens verloren gaat, maar dat iedereen behouden wordt. Jezus is niet alleen gestorven voor de mensen die Hij heeft uitverkoren, maar voor iedereen die ooit geboren is, en met zijn zonden tot Hem komt. En daar schortte het bij Farao aan, hij stond de Heilige Geest niet toe om hem te overtuigen van zonde.

 

Mozes

Waar Farao het volk van Egypte vertegenwoordigt, daar zien wij Mozes als vertegenwoordiger van Israël. Als wij bij Farao en de zijnen harde harten zien, dan zal het bij Mozes en zijn volk wel om zachte bekeerde harten gaan. Dus niet! Als God Mozes na veertig jaar ballingschap roept, om Zijn volk te leiden, weigert Mozes dat drie maal. Het verschil met Farao is dat Mozes, nadat God hem vijf wonderen heeft getoond, toch gaat, zij het met lood in zijn schoenen. Mozes keert zich niet permanent van God af, hij heeft slechts grote twijfels over zijn eigen geschiktheid als leider van zo’n groot volk. Hij weet niet dat het juist die eigenschap is die hem daar geschikt voor maakt. Hier gebruikt God een angstig en zondig hart dat vol twijfel is om Zijn wil te doen.

Israël.

En hoe zat het ook alweer met dat volk van Israël, hoe was het gesteld met hun hart? Was het niet zo dat zij keer op keer hun hart tegen hun God verhardden? Als Mozes naar hen toekomt en zegt dat God hem gezonden heeft, zijn zij vol twijfel. Het is slechts als hij drie wonderen verricht, dat zij hem geloven. In de woestijn verharden zij ook keer op keer hun hart, zo erg dat God op een moment tegen Mozes zegt dat hij hen helemaal zal uitroeien. Het blijft een moeilijke vraag waarom de één zich wel bekeert terwijl de ander zijn hart verhardt.

 

Jacob en Ezau

Ook in het geval van Jacob en Ezau. Als er staat dat God Jacob van de moederschoot af heeft liefgehad, en dat hij Ezau heeft gehaat, ligt de oplossing in het kennen van wie God is. Daar God alwetend is, wist Hij dat Ezau een pad zou kiezen dat hem van God af zou leiden. Ook wist hij vanaf het begin dat Jacob onder tranen zijn zonden zou belijden, ook al waren die zwaar en veel. Ook Farao had tot de laatste plaag de mogelijkheid om zich tot God te wenden, maar hij moest daarvoor wel van zijn troon afkomen en zijn claim als god aanbeden te worden laten varen.

 

Nebukadnezar

In Daniël zeven, zien wij vier dieren uit de zee opkomen, het zijn alle vier roofdieren. Dat het hier niet over een letterlijke zee gaat, en ook niet over letterlijke dieren, blijkt uit de uitleg. De zee zijn de volken van deze aarde, waar vier wereldrijken uit voort zouden komen. In het kader van wat wij hier bespreken, zijn wij met name geïnteresseerd in het eerste dier, de leeuw. De leeuw was het beeld van het rijk van Babel, met als koning Nebukadnezar. Het is deze koning waar een deel van deze profetie over gaat. De tekst in Dan. 7: 3-4 zegt dat dit beest, de leeuw, op zijn voeten wordt gezet als een mens, ook wordt hem een mensenhart gegeven. Dit is ook precies wat er gebeurt met Nebukadnezar. Waar hij zich eerst nog tegen God verzet, (in hoofdstuk drie zegt hij wie is die God die jullie uit mijn hand redden kan) ziet hij later, als hij zeven jaar als een beest heeft geleefd, buiten de gemeenschap van de mensen, zijn fouten in en bekeert zich. Na zijn bekering, roemt en looft hij de God des hemels. Hij heeft in tegenstelling tot Farao, zijn hart niet verder verhard. Hij is letterlijk van zijn troon afgekomen en hij is geknield voor de koning van het universum. In tegenstelling tot Farao, verwacht ik Nebukadnezar wel op  de nieuwe aarde te zien, met zijn vernieuwde hart.       

 

En ons hart?

Het is goed en interessant om over Farao’s verharde hart te speculeren, maar hoe is dat met ons eigen hart? Stel dat God ons hart zou verharden, kunnen wij dan niet behouden worden? Hoe zat dat met die moordenaar aan het kruis, u weet wel degene die aan de linkerkant hing. Had God zijn hart verhard en dat van de ander zacht gemaakt? U voelt wel dat de mens en zijn vrije wil op deze manier buiten spel worden gezet. Het zou dan zelfs vreselijk zijn om tegen de wil van God in te gaan, en toch proberen behouden te worden met zo’n door God verhard hart.

 

Wij mensen, te beginnen met Adam hebben een vrije wil. Adam en Eva maakten gebruik van die vrije wil door de slang te volgen in hun opstand tegen God. Zij verhardden hun hart door hun ongehoorzaamheid. Maar God vernietigt hen niet, Hij geeft daarentegen de mogelijkheid om weer in een goede relatie met Hem te komen door het verlossingsplan aan te nemen. Nadat zij dat plan aannamen, hebben zij hun hart nog vaak moeten onderzoeken of zij het niet verhardden, en keer op keer konden Adam en zijn nageslacht weer bij God terecht.

 

Zo zit het met ons hart, het is vol met zonden en zwakheden, maar zolang wij ons niet willens en wetens tegen God keren en Zijn verlossingsplan verwerpen, zal Hij ons onze zonden vergeven. Zoals Farao tien maal de kans had om zich te bekeren, zo is het bij ons ook. Onze God is een goede God die al onze zwakten en zonden draagt. Hij zal ons tot het einde bijstaan, als wij maar naar Hem toekomen.

 

Om deze uitspraken te ondersteunen met de schrift laten wij kijken naar wat Jacobus hierover te zeggen heeft in Jacobus 1: 13-15. Laat niemand, als hij verzocht wordt zeggen: ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden, en ook Hijzelf brengt niemand in verzoeking, maar zo vaak als iemand verzocht wordt, komt dat voort uit de zuiging en verlokking van zijn eigen begeerte. Daarna als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is baart zij de dood.

 

Zo is het met Farao gegaan, zo gaat het met ieder mens die willens en wetens het aanbod van verlossing zijn hele leven lang verwerpt. Als wij ons hele leven lang de kant van de oppositie (satan) kiezen  dan zullen wij ook in zijn lot delen.

En wanneer krijgen wij nu werkelijk een hart dat de zonde verwerpt en naar Gods wetten, inzettingen en verordeningen wil leven? Ik ben bang dat wij nog even moeten wachten tot wij in een punt van de tijd veranderd worden, en Jezus tegemoet gaan in de lucht. Tot die dag moeten wij blijven geloven dat God ons de gerechtigheid van Christus toerekent, dat Hij ons ziet alsof wij dat hart al hebben, ondanks de aantijgingen van satan dat wij zondaars zijn.

 

Kijk niet teveel naar dat harde of half zachte hart van uzelf, maar kijk naar de gerechtigheid die God ons toerekent, want die is perfect.

 

Piet Westein