Als wij de gelijkenis van Jezus lezen over de onrechtvaardige pachters, en wij kijken in onze bijbel naar de verwijsteksten, dan zien wij een verwijzing naar Jesaja. Als wij dan Jesaja vijf opslaan, dan zien wij een gelijkenis van dezelfde strekking. Wij mogen ons hier afvragen wie Jesaja geïnspireerd heeft om deze gelijkenis te schrijven. Was het niet de Zoon van God zelf die Jesaja geroepen had om het volk van Israel weer terug te roepen naar het rechte pad waarvan zij waren afgedwaald?
In Jesaja wordt de gelijkenis geschreven als een lied van een verliefde vrouw, die zingt van haar geliefde. De vrouw staat hier voor dat deel van het volk van Israel dat niet de meerderheid gevolgd is in de zonde, zij zingt van de wijngaard. De wijngaard staat voor het land van Israel, de wijn staat voor het bloed van Jezus, dat vergoten zou worden voor iedereen die dat offer zou willen aannemen. De geliefde die hier bezongen wordt is Jezus, Hij is degene die de wijngaard geplant heeft. Hij zuiverde de heuvel van stenen, de heuvel is hier het land van Israel, de stenen zijn een beeld van de zonden, die door Zijn wetten uit hun midden moesten worden weggedaan. Hij plantte daarin edele wijnstokken, een volk dat Hijzelf had uitverkoren, dus had hij alle reden om te verwachten dat er goede vruchten zouden komen.
Hij bouwde daarin een toren, een toren werd vroeger gebouwd als wachttoren, om dieven en vijanden te ontdekken voordat zij kwaad konden doen. Hier staat hij voor de koningen en de leiders van Israel, zij moesten uitkijken dat er geen zonden in het volk zouden sluipen. De perskuip staat door de hele bijbel heen als een beeld van het oordeel, het volk was gewaarschuwd. Hij verwachtte goede druiven, van goede wijnstokken, hij kreeg wilde oneetbare druiven. De geliefde roept in wanhoop uit naar de inwoners van Jeruzalem wat hij nog meer had kunnen doen, hij zegt dat hij de doornhaag die zijn ingang beschermde zou wegnemen, en de muur zou neerhalen. De muur staat hier voor God en Zijn geboden, die het volk beschermde als zij naar Zijn wetten wilden wandelen (Zacharia 2:5.) Toen het volk niet naar God luisteren wilde werd de stad en het land verwoest, en werden zij weggevoerd naar Babel.
Verder wordt er in vers zes vermeld dat er dorens en distels zouden groeien, de dorens en de distels zien wij voor het eerst als Adam en Eva hebben gezondigd, dan verschijnen zij. Hier is het zo dat als God zich terugtrekt van Israel, de zonde hen zal overwoekeren. Er zou op het land ook geen regen meer vallen, de regen is hier een beeld van de Geest van God.
Als Jezus zijn gelijkenis vertelt doet hij dat als de Farizeeën en de schriftgeleerden er bijstaan, en zij beseffen dat hij deze gelijkenis vertelt om hen terecht te wijzen, en te waarschuwen.
Aan het einde van de gelijkenis in het evangelie van Mattheus, vraagt Jezus aan Zijn toehoorders: wat zal de Heer van de wijngaard doen met die pachters? Zijn toehoorders antwoorden, dat hij hen een kwade dood zou doen sterven, en de wijngaard aan anderen zou geven. Als Jezus de gelijkenis in Lucas 20:16 en 17 afsluit met de woorden. Wat zal de heer van de wijngaard dan met hen doen? Hij zal komen en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. Dan is de reactie van de Farizeeën en de schriftgeleerden: dat nooit!
Als zij Jezus aangenomen hadden, en in Zijn offer geloofd hadden, dan waren zij een zendingsvolk geworden. Zij hadden de kennis van de schrift, maar hun uitleg daarvan schoot tekort. Het was teveel gericht op de mens, en zijn pogen de wet te houden, en zo de zaligheid te verkrijgen, maar de verlossing door het Lam van God herkenden zij niet.
Piet Westein