H3 - Beyond Belief - Bijna niet te geloven

H3 - Beyond Belief - Bijna niet te geloven

Hoofdstuk 3 – Een definitie van het evangelie

In de eeuwen voordat Jezus naar de aarde kwam, waren de mensen van Alexandrië in Noord-Afrika afhankelijk voor hun voortbestaan ​​van de tarwe aangevoerd door graan schepen uit Fenicië (het huidige Libanon). Het was inderdaad goed nieuws, wanneer deze schepen in de haven verschenen. De Grieks sprekende inwoners van Alexandrië hadden zelfs een woord bedacht voor het goede nieuws dat de graanschepen waren aangekomen. Het is dit Griekse woord dat in het Nieuwe Testament gebruikt wordt voor het “evangelie” - het onvoorwaardelijk goede nieuws van verlossing voor alle mensen dat door de historische realiteit van de geboorte, het leven en de dood van Jezus verzekerd is (Marcus 16:15; Romeinen 1: 1-14; 10:13-15). Het evangelie is inderdaad “goed nieuws”.

De apostel Paulus noemt dit evangelie “de gerechtigheid van God” (Romeinen 1:16, 17; 3:21). Hiermee bedoelt hij de gerechtigheid, die God:

1.    ontworpen en in gang gezet heeft vóór de grondlegging van de wereld (Efeziërs 1:4; Openbaring 13:8);

2.    beloofd heeft sinds de zondeval (Genesis 3:15), en

3.    vervuld heeft in het leven en de dood van Jezus Christus (Johannes 3:16, 17; Galaten 4:4-5).

Met andere woorden, het is een gerechtigheid die volledig van God is, zonder enige menselijke inbreng wat dan ook (Romeinen 3:28; Galaten 2:16). In Christus, staat volgens dit evangelie de mensheid perfect en volmaakt voor God en Zijn heilige wet (Kollossenzen 2:10; Romeinen 10:4). Deze verlossing bevrijdt ons van de drie gevaren waarmee wij als zondig mensen geconfronteerd worden. Het redt ons van:

1.    de schuld en de straf van de zonde;

2.    de macht en de slavernij van de zonde, en

3.    de aard en de aanwezigheid van de zonde.

De eerste verlossing is het middel om ons te rechtvaardigen. Het tweede is het middel om onze te heiligen. En het derde is het middel om ons te verheerlijken. We moeten ons wel realiseren dat, hoewel wij christenen kunnen claimen al gerechtvaardigd te zijn, (Romeinen 5:1), heiligmaking een continue, voortdurende ervaring is (1 Tessalonicenzen 4:2-7; 5:23). En verheerlijking is een toekomstige hoop die bij  de wederkomst van Jezus zal worden gerealiseerd (Romeinen 8:24, 25; Filippenzen 3:20-21).

Al deze drie aspecten van onze verlossing - rechtvaardigmaking, heiligmaking en verheerlijking - zijn reeds bereikt in de geboorte, het leven, de dood en de opstanding van onze Heer Jezus Christus. Daarom worden ze ons alle drie in Christus aangeboden, ze kunnen niet worden gescheiden. Wie door God is gerechtvaardigd, zal Hij ook heiligen en verheerlijken als we Hem niet door ongeloof de rug toekeren (Romeinen 8:30; Hebreeën 10:38-39). Alle drie de aspecten van de verlossing maken deel uit van het evangelie - het goede nieuws van verlossing - en, omdat ze in één pakket, in Jezus Christus, tot ons komen, zijn ze onafscheidelijk. We kunnen niet voor het ene kiezen zonder de andere te ontvangen.

Alles wat we ervaren in onze verlossing - hetzij in deze wereld of in de  toekomstige - is gebaseerd op het volbrachte werk van onze Here Jezus. De basis van al onze christelijke ervaring is Zijn geboorte, leven, dood en opstanding. Om deze reden, moeten we in de waarheid, zoals die in Hem is, gegrond worden. Dit is essentieel, want als ons begrip van wat Jezus volbracht heeft in Zijn aardse missie  gedeeltelijk of onvolledig is, dan zal onze ervaring dat ook zijn. Dat is waarom Hij zei: “En gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken” (Johannes 8:32). “Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn” (Johannes 8:36).

Ons begrip is van invloed op onze ervaring. Bijvoorbeeld, toen sommigen van de christenen in Korinthe de opstanding ontkenden, probeerde Paulus niet om de waarheid van de opstanding te verdedigen met het noemen van bewijsteksten. In plaats daarvan, betoogde hij dat christenen tot leven zouden worden gewekt omdat Jezus tot leven was gewekt (1 Korintiërs 15:12-23). Ook Petrus troost de lijdende christenen door erop te wijzen dat, omdat zij leden als Christus, ze op een dag ook met Hem verheerlijkt zouden worden (1 Petrus 4:13).

Door het geloof, identificeren we ons met Jezus Christus en Zijn kruisiging. Dit betekent dat, bij de bekering, als we geloven en Jezus aanvaarden als onze Verlosser, we subjectief één worden met Hem, en Zijn dood wordt onze dood. Het geloof is de zekerheid van dingen die men hoopt (Gods heil in Christus), waarvan we de werkelijkheid nog niet volledig hebben ervaren (Hebreeën 11:1).

De twee aspecten van verlossing

We kunnen de verlossing in twee verwante, maar verschillende aspecten verdelen. Ten eerste, verlossing is wat God reeds heeft volbracht voor de hele mensheid in het leven en sterven van Jezus. Deze verlossing, zei Jezus, is het goede nieuws, het evangelie, dat Hij Zijn  discipelen opdroeg om aan de hele wereld te verkondigen (Marcus 16:15). Paulus beschrijft deze verlossing vaak als wij in Christus (1 Korintiërs 1:30-31; Efeziërs 1:3-6; 2:13; Filippenzen 3:9). Deze verlossing is een objectieve waarheid gerealiseerd in de aardse geschiedenis van Christus en daarom kunnen we er theologisch naar verwijzen als het objectieve  evangelie .

Ten tweede, de Schrift verwijst ook naar de verlossing als dat wat God in ons door de Heilige Geest volbrengt. Dit aspect van de verlossing is niet een toevoeging aan de objectieve feiten van het evangelie. Het is het tot werkelijkheid maken in ervaring wat God reeds objectief voor ons volbracht heeft in Christus. Deze tweede fase van de verlossing kan worden beschreven, als de vruchten van het objectieve evangelie. Paulus verwijst ernaar door de uitdrukking Christus in u (Romeinen 8:10; Galaten 2:20; Efeziërs 3:17; Kolossenzen 1:27). Het omvat vrede met God die komt als gevolg van de rechtvaardiging door het geloof (Romeinen 5:1; Handelingen 10:36; Kolossenzen 1:20); heiligheid van leven en overwinning over zonde door het proces van heiligmaking door het geloof (Romeinen 6 : 22; 2 Petrus 1:5-7), en het veranderen van onze zondige natuur naar heiligheid door de verheerlijking die bij de wederkomst van Christus wordt gerealiseerd (Romeinen 8:24-25; 1 Korintiërs 15:51-54; Filippenzen 3:20-21). Aangezien dit tweede aspect van verlossing te maken heeft met onze ervaring, wordt het vaak het subjectieve evangelie genoemd .

Vandaag de dag zijn veel christenen verward over deze twee aspecten van de verlossing. De verwarring komt als gevolg van het niet onderscheiden tussen wat God al heeft verwezenlijkt in Christus zo'n tweeduizend jaar geleden en wat Hij momenteel doet in het leven van de gelovigen door de inwonende Geest. Op zijn beurt heeft deze verwarring geleid tot veel strijd over de leer van de gerechtigheid door het geloof. Christus is onze gerechtigheid in deze beide aspecten van de verlossing; beide worden effectief gemaakt door geloof alleen. Maar er zijn belangrijke verschillen tussen de twee.

We beschrijven vaak het eerste aspect van de verlossing - het objectieve evangelie - als de toegerekende gerechtigheid van Christus. Dit is wat de gelovige kwalificeert  voor de hemel, zowel nu als in het oordeel. We beschrijven het tweede aspect van verlossing - het subjectieve evangelie - als de toebedeelde gerechtigheid van Christus. Dit is het bewijs van de realiteit van de toegerekende gerechtigheid van Christus in het leven van de gelovige. Het draagt ​​niet in het geringste bij om ons te kwalificeren voor de hemel, het getuigt, of laat zien, wat al werkelijkheid is voor ons in Christus. Toebedeelde gerechtigheid kwalificeert ons niet voor de hemel, maar, als het ontbreekt in ons leven, is dat het bewijs dat we ofwel het evangelie niet goed begrijpen, of dat we de gave van de toegerekende gerechtigheid afgewezen hebben. Een weigering om onszelf te bekleden met de toegerekende gerechtigheid van Christus geeft aan dat we niet echt geloof hebben en daarom ongeschikt zijn voor de hemel (Jacobus 2:20-23; Matteüs 22:11-13).

Verschillen tussen het objectieve en subjectieve evangelie

Er zijn vier belangrijke verschillen tussen het objectieve evangelie (“wij in Christus”) en het subjectieve evangelie (“Christus in ons”).

 

1.  Compleet / incompleet.   Objectief staan wij “in Christus,” ​​compleet en    perfect in alle gerechtigheid (1 Korintiërs 6:11; Efeziërs 1:3; Kolossenzen             2:10).   Subjectief,  “Christus in ons” is een doorlopend, groeiend proces van heiligmaking, dat waargemaakt wordt vóór de wederkomst, en de verheerlijking van ons lichaam en onze natuur, die wij bij de wederkomst ervaren (Romeinen 5:3-5; 8 :18-23; 1 Korintiërs 15:51-57; Filippenzen 3:12-14; 20-21; Kolossenzen 1:27; 2:6; 1 Tessalonicenzen 5:23-24; 2 Petrus 1:3-8).

2. Universeel / Eenmalig.   “In Christus,”  is de hele mensheid verlost - juridisch gerechtvaardigd en verzoend met God (Romeinen 5:18; 2 Korintiërs 5:18-19; 1 Timoteüs 4:10; Titus 2:11; 1 Johannes 2: 2). “Christus in ons” geldt alleen voor gelovigen die door het geloof de wedergeboorte hebben ervaren (Johannes 3:16; Romeinen 8:9-10; 1 Korintiërs 6:17-20; 2 Korintiërs 3:17-18; 6:14 -16; 1 Timoteüs 4:10).

3. Buiten ons / Verbonden.   “In Christus,” is de gerechtigheid volbracht zonder enige hulp of bijdrage van ons (Romeinen 3:21, 28; Filippenzen 3: 9). “Christus in ons” gaat om de medewerking van de gelovige die door het geloof in de Geest wandelen (Johannes 15:1-5; 17:23, Romeinen 8:9-14; 13:12-14; Galaten 2:20; 1 Johannes 3:23-24).

4. Verdienstelijk / Aantoonbaar.   Gerechtigheid “in Christus” is het enige middel voor onze verlossing, en tenzij we het weerstaan ​​en het verwerpen, kwalificeert het ons volledig voor de hemel zowel nu als in het oordeel (Handelingen 13:39; Romeinen 3:28; 10 : 4; Galaten 2:16; Efeziërs 2:8-9; Titus 3:5). “Christus in ons” getuigt - of geeft het bewijs van - onze verlossing in Christus, maar het is geen verdienste (Matteüs 5:14-16; Johannes 13:34-35; 14:12; Efeziërs 2:10; Titus 3 : 8).

De objectieve waarheid van het evangelie is dat Jezus Christus al alles tot stand heeft gebracht wat nodig is om zondige mannen en vrouwen rechtvaardig te verklaren en kandidaten voor de hemel te maken. Daarom worden zij die hun positie in Christus verwelkomen door God beschouwd als zijnde reeds rechtvaardig, heilig, geheiligd en verheerlijkt “in Christus” (Efeziërs 1:3-6; 2:5-6; 1 Korintiërs 6:9-11). Luthers grote herontdekking dat “de rechtvaardige uit het geloof zal leven” (Romeinen 1:17) was de grootste waarheid die ontstond ​​in de menselijke geest sinds het wegvallen van het evangelie in de Middeleeuwen.

Het “in Christus” motief

Het centrale thema van de theologie van de apostel Paulus over het evangelie is het “in Christus” motief of idee. Het is gebaseerd op de Bijbelse leer van solidariteit of  collectieve eenheid, een begrip dat grotendeels vreemd is aan de westerse geest, hoewel het nog steeds in veel delen van de wereld zo wordt beleefd. De Bijbel leert duidelijk dat de hele mensheid met elkaar verbonden is in een gemeenschappelijk leven, en vormt daarom een eenheid of een gedeelde identiteit - een collectieve eenheid.

Zie bijvoorbeeld hoe de schrijver van Hebreeën gebruik maakt van dit begrip van collectieve eenheid in het vakkundig weven van zijn argument dat het priesterschap van Christus naar de ordening van Melchizedek superieur is aan het Levitische priesterschap (Hebreeën 5: 6; 6:20-7:28). Ten eerste bewijst hij dat Melchizedek superieur was aan Levi. Zodra hij dat vaststelt, is het niet moeilijk om te zien hoe het priesterschap van Christus naar de ordening van Melchizedek superieur is aan het Levitische priesterschap.

Maar hoe denkt de schrijver van Hebreeën te bewijzen dat Melchizedek superieur is aan Levi?  Simpelweg door zijn lezers eraan te herinneren dat Levi tienden betaalde aan Melchizedek.  Het argument is briljant, degene die tienden betaalt, is altijd inferieur aan degene aan wie tienden worden betaald. Maar Levi betaalde nooit tienden aan Melchizedek als individu! Hij was nog niet eens geboren in de tijd van Melchizedek. Hoe, deed hij het ​​dan? “In Abraham,” zegt de schrijver van Hebreeën.

Levi, achterkleinzoon van Abraham, die nog niet geboren was, “was nog in de lendenen” van Abraham (Hebreeën 7:10) toen Abraham Melchizedek ontmoette en tienden aan hem betaalde (verzen 7-10). Dit hele argument is gebaseerd op het idee van collectieve eenheid. Het helpt ons te begrijpen hoe de hele mensheid veroordeeld staat “in Adam” en is gerechtvaardigd “in Christus,” want de hele mensheid was “in de lendenen” van deze twee mannen en was daarom betrokken bij wat ze beiden deden.

In de visie van de Bijbel heeft God de gehele mensheid in één mens, Adam, geschapen. “Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus“ (Genesis 2:7; Handelingen 17:26). Het Hebreeuwse woord voor leven in dit vers is in het meervoud, er staat letterlijk dat God in Adam “de adem van de levens” blies, dat is, het leven van alle menselijke wezens.

Op dezelfde manier is de bijbel van mening dat toen Adam viel, de hele menselijke familie “in hem” viel. Daar de zonde van Adam plaatsvond voordat hij kinderen had die hun eigen morele beslissingen konden nemen, stortte zijn zondeval het hele menselijke ras in zonde (Romeinen 5:12; 1 Korintiërs 15:21-22). Deze weergave is  voor de westerse geest moeilijk te begrijpen en te accepteren omdat het veel meer gewend is om te denken in individualistische termen. Echter, het idee van de hele mensheid, als een collectieve eenheid, die deelneemt aan de val van Adam wordt duidelijk onderwezen in de Schrift.

Indien de keerzijde van het idee van collectieve eenheid is dat we allemaal vielen in de ene mens, Adam, is de glorieuze keerzijde van het idee, dat God ons ook allen  in die ene mens, Jezus Christus, die de “tweede Adam “is, heeft verlost (Romeinen 5:12-21; 1 Korintiërs 15:19-23; 45-49). God heeft het hele menselijke ras wettelijk gerechtvaardigd in Christus, net zo zeker als dat satan ons tot de veroordeling in Adam heeft geleid (Romeinen 5:18).

Door Gods wonderbaarlijke daad, opgezet en uitgevoerd door Hem alleen,  verenigde Hij in één persoon - Jezus Christus - onze collectieve mensheid, die verlossing nodig had, met Zijn eigen volmaakte goddelijke natuur. Bij Zijn menswording, nam Christus het collectieve leven van het hele menselijke ras in zijn gevallen toestand op Zich (1 Korintiërs 1:30). Door deze mysterieuze eenwording, kwalificeerde God Christus om de tweede of “laatste Adam” te worden (1 Korintiërs 15:45). In het Hebreeuws betekent het woord Adam “de mensheid” en als de tweede Adam, werd Jezus Christus de vertegenwoordiger en de Plaatsvervanger van de hele mensheid. Het hele menselijke ras is een eenheid “in Hem” net zoals wij één zijn “in Adam.” Wat Jezus deed, hebben wij gedaan, want we zijn geheel één in Hem. Zo kan Zijn leven en dood, waarin de positieve eisen van Gods heilige wet werden vervuld, evenals volledig aan Zijn rechtvaardigheid is voldaan, worden beschouwd als ons leven en onze dood. “In Hem,” zijn wij gerechtvaardigd omdat Zijn leven en dat van ons voor altijd aan Zijn menswording gekoppeld is. Dit is in het kort, het “in Christus” motief van Paulus. Het is het goede nieuws van het evangelie (Efeziërs 1:3-12; 2:4-7).

Jezus Christus kan in je wonen door de Heilige Geest (Romeinen 8:9,10) en in je leven de eisen van Gods heilige wet voldoen (vers 4) alleen vanwege het objectieve feit dat je “in Christus” al alle wensen en eisen van de wet hebt vervuld. Dat is de reden waarom Paulus tot deze conclusie komt met betrekking tot de rechtvaardigmaking door het geloof: “Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet “ (Romeinen 3:31; 10:4).

Het idee van collectieve eenheid - dat de hele mensheid ”in Christus” was - geeft een nieuw inzicht in de Bijbelse leer van Christus als onze Plaatsvervanger. Er is een ethisch dilemma in de manier waarop we meestal denken over Christus als onze Plaatsvervanger, een dilemma dat wordt opgelost door het concept van de eenheid van de mensheid. Dat is waar we onze aandacht op zullen richten in het volgende hoofdstuk.


Belangrijkste punten in hoofdstuk 3 
• Een samenvatting van het Evangelie •

1.    In het Nieuwe Testament, is het “evangelie” onvoorwaardelijk goed nieuws van verlossing voor de hele mensheid en is door de historische werkelijkheid van de geboorte, het leven en de dood van Jezus zeker gesteld (Marcus 16:15; Romeinen 1:1-14; 10: 13-15).

2.    Deze verlossing bevrijdt ons van de drie knelpunten die wij als zondige mensen hebben. Het verlost ons van:

a.     de schuld en de straf van de zonde (dit is onze rechtvaardigmaking);

b.    de macht en de slavernij van de zonde (dit is onze heiligmaking), en

c.     de aard en de aanwezigheid van de zonde (dit is onze verheerlijking).

3.    Al deze drie aspecten van de verlossing - rechtvaardigmaking, heiligmaking en verheerlijking - zijn reeds bereikt in de geboorte, leven, dood en opstanding van Jezus Christus.

4.    De apostel Paulus beschrijft de verlossing die God reeds voor de hele mensheid volbracht heeft in het volbrachte werk van Jezus als “wij in Christus” (1 Korintiërs 1:30,31; Efeziërs 1:3-6; 2:13; Filippenzen 3:9). Dat kan ook worden aangeduid als het “objectieve evangelie” want het is een objectieve waarheid die heeft plaatsgevonden in de aardse geschiedenis van Jezus.

5.    Paulus beschrijft de verlossing die God volbrengt in mannen en vrouwen door middel van de Heilige Geest als “Christus in u” (Romeinen 8:10; Galaten 2:20; Efeziërs 3:17). Het kan ook worden aangeduid als het “subjectieve evangelie“ want het is het werkelijkheid maken in onze ervaring wat God reeds objectief voor ons heeft volbracht in Christus.

6.    Het objectieve evangelie (de toegerekende gerechtigheid van Christus) is wat ons kwalificeert voor de hemel, zowel nu als in het oordeel.

7.    Het subjectieve evangelie (de toebedeelde gerechtigheid van Christus) draagt ​​niet bij aan onze kwalificatie voor de hemel, het is het bewijs van de realiteit van de toegerekende gerechtigheid van Christus in het leven van de gelovige.

8.    De Bijbel leert dat de hele mensheid is verbonden in een gemeenschappelijke leven en daarom een eenheid is of een gedeelde identiteit - een collectieve eenheid (Hebreeën 6:20-7:28).

9.    De visie van de Bijbel is dat God de gehele mensheid in één mens – Adam geschapen heeft. Toen Adam viel, viel het hele menselijk ras “in hem” vanwege onze gedeelde identiteit met hem. De gehele mensheid, als een collectieve eenheid, had deel aan de val van Adam (Romeinen 5:12; 1 Korintiërs 15:21-22).

10. Evenzo leert de Bijbel dat God de gehele mensheid in één mens, Jezus Christus, de tweede Adam, heeft verlost (Romeinen 5:12-21; 1 Korintiërs 15:19-23; 45-49).

11. Bij Zijn menswording, nam Jezus het collectieve leven van de hele mensheid in zijn gevallen toestand op Zich (1 Korintiërs 1:30). Het hele menselijke ras is een eenheid “in Jezus Christus,” net zoals wij één zijn “in Adam.” Wat Jezus deed, hebben wij gedaan, want we zijn één in Hem. Zijn volmaakte leven en dood worden beschouwd als ons leven en onze dood (Efeziërs 1:3-12; 2:4-7).

12. Dit “in Christus” motief, gebaseerd op de Bijbelse leer van solidariteit of menselijke eenheid, is het centrale thema van de theologie van Paulus wat het evangelie betreft.