De profeet is net aangesteld als opvolger van Elia, als de bevolking van Jericho, de stad die bij de Dode Zee ligt, naar hem toekomt met een vraag. Zij vertellen hem dat de stad een mooie ligging heeft, dat kon de profeet zelf ook wel zien, maar dat het water slecht is. Het huidige Jericho ligt ongeveer vijftien kilometer van de Dode Zee af, en zoals wij weten is het water van die zee alleen bruikbaar om zout van te maken. En hoewel de rivier de Jordaan niet ver van de stad afligt, was het toch kennelijk te ver, om daar hun water vandaan te halen. Zodoende was men aangewezen op welwater. Dat moet geen probleem geweest zijn, want de stad ligt ongeveer 260 meter onder zee niveau, er moet dus veel welwater aanwezig zijn geweest. Het ging dan ook niet om de hoeveelheid water maar om de kwaliteit daarvan. Als men het water gebruikte als drinkwater, kon men daarvan sterven, bovendien bracht het bij mens en dier misgeboorte voort.
Elisa helpt
Het volk van Jericho zoekt zijn toevlucht tot een profeet wiens naam betekent, aan God gewijd. Het is de eerste keer dat de mensen hem om hulp vragen, en het is gelijk een vraag die alleen maar beantwoord kan worden met een wonder. Aangezien een mens geen wonderen kan verrichten, moet Elisa contact met God hebben gehad, voordat hij handelend optrad. Het gaat dan niet alleen om of God door hem dat wonder zou volbrengen, maar ook hoe dat precies gedaan moest worden. Wij hebben al eerder gezien dat alles wat een profeet in de bijbel doet, ook een profetische inhoud heeft, of kan hebben.
Laten wij eens kijken naar wat wij hier hebben. Wij hebben een stad die voor hij verwoest werd, zich verzette tegen God en Zijn volk. Ondanks dat God het verbood, heeft men die stad toch weer opgebouwd, de stad en zijn inwoners lagen daarom eigenlijk onder een eeuwig oordeel. Wij hebben ook een water wel, met daarin dodelijk water. Water in de profetie staat voor volken, talen en natiën, (zie Openbaring 17:15). Wij hebben hier dus te maken met zondaars die alleen maar zondaars kunnen baren. Als dit een profetie voor onze tijd is, wat ik geloof, dan kan er vanuit alle geloofsrichtingen van de hele wereld, slechts dood en verderf komen.
Een nieuwe schotel met zout
Na met God te hebben overlegd, laat Elisa een nieuwe schotel halen, met daarin zout. Dit zout werpt hij in de wel met het dodelijke water, terwijl hij uitroept: Zo zegt de Here: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen. En het water werd gezond. Let op, niet de profeet maakte het water gezond, maar het was een direct ingrijpen van de Schepper zelf.
De betekenis voor onze tijd moet dan zijn, dat waar hier in letterlijke zin een nieuw werk begint, door een nieuwe profeet, wij als wij dat op de eindtijd willen toepassen moeten uitvinden, wie nu dat dodelijke water vertegenwoordigen. Wij moeten ook uitvinden wat die nieuwe schotel betekent, en wat is dat zout dan? De wateren van deze tijd zijn de mensen die misschien wel de naam van (een) God aanroepen, maar in de verkeerde stad (Babel) wonen, die God tot vernietiging bestemd heeft. Aan het eind van de zeventiende eeuw, was het vuur van de Reformatie zo bekoeld (het enige vuur wat er nog was, was het enthousiasme waarmee men elkaar bestreed) dat God ingreep. Uit de verwarring van al deze kerken, riep hij een nieuw volk (de nieuwe schaal), met daarin een nieuwe boodschap (het zout). De Elia boodschap had er voor gezorgd, dat de boodschap van gerechtigheid door geloof alleen, de wereld in vuur en vlam zette. Satan daarentegen had er voor gezorgd, dat de kerk die dat verkondigde in duizend splinters uiteen was gevallen. Nu werd het tijd om de boodschap van Elisa te brengen, maar wel in een nieuwe schotel, een nieuwe geloofsgemeenschap, waar de profetieën over de hemelvaart en de wederkomst centraal zouden staan.
Wie strooit dat zout?
Waar moeten wij die nieuwe kerk zoeken? Deze kerk/gemeente moet de Elia boodschap verkondigen, zoals Johannes de doper, Jezus Zelf en de discipelen hem verkondigden. Zij riepen met luide stem: Bekeer u want het koninkrijk van God is nabij gekomen. (Mattheus 3:2. Mattheus 4:17.) Zoals Elisa in de hemelvaart geloofde, (hij had het zelf gezien toen Elia ten hemel voer), moet deze kerk dat ook geloven en verkondigen. Zij moeten geloven in de bindende voorwaarden van de eeuwige wet van God, (de tien geboden, waaronder ook het sabbatsgebod). Zij moeten bereid zijn huis en haard te verlaten om deze boodschap wereldwijd te verkondigen en bereid zijn de strijd aan te gaan met satan en zijn legioenen die leugen en bedrog zaaien.
Het moet duidelijk zijn dat zolang dat zout in de schotel is, er geen genezende kracht vanuit gaat. Het is pas als de profeet dat zout in de wel gooit, dat het wonder van de genezing van het water plaatsvindt. Zo is het ook met de boodschap van de profeten voor onze tijd, of dat nu de drie engelen boodschap uit Openbaring veertien is, of de boodschap van Elia en Elisa. Zolang wij ze aan elkaar vertellen binnen onze kerk, (dat is binnen de schaal) kan dat niet dezelfde uitwerking hebben als dat wij die boodschap wereldwijd bekend maken (buiten de kerk). Dat is het zout uitstrooien onder de volken, talen en natiën. De kerk/gemeente heeft deze opdracht en satan zal er alles aan zal doen om die boodschap te dwarsbomen.
Het verhaal in de tijd van Eliza eindigt erg positief, op het moment dat het zout in de wel geworpen wordt, houdt dood en verderf op en begint het leven zonder dood en misgeboorte.
Wij zijn volgens Jezus Zelf, het licht der wereld, wij zijn het zout. Maar, is de waarschuwing van de meester, wij mogen dat licht niet onder een korenmaat zetten. En als wij dat zout zonder de kracht ervan verkondigen, en het zouteloos blijkt te zijn, moeten wij niet verwachten dat het wonder van de bekering van de mensen die het proeven, zal plaatsvinden. De roeping is geweldig, hij is duidelijk, u en ik zijn geroepen deze boodschap te verkondigen, er is helaas niemand anders.
Ik zou zeggen bestudeer de profetieën, want zij zijn het die van Jezus getuigen, zij zijn het ook die u en mij onze marsbevelen geven. Bent u bereid neem, dan de eerste stap. En laat het daar niet bij!
Piet Westein.