EEN LEGER ZONDER WAPENS.
Toen Saul twee jaar had geregeerd, begon hij een leger samen te stellen. Hij moet al wat ouder zijn geweest want zijn zoon Jonathan was oud genoeg om legeraanvoerder te worden. Drieduizend van de dapperste mannen hield Saul bij zich, de rest van het volk mocht tijdelijk naar hun woonplaats. Tweeduizend van deze helden bleven bij Saul in Mikmas, en duizend gaf hij aan zijn zoon Jonathan die ze meenam naar Geba. In Geba was een kazerne van de Filistijnen deze werden door de strijdmacht van Jonathan verslagen.
Hoe hij dat voor elkaar kreeg is een wonder, want het was de Israëlieten door de Filistijnen streng verboden om zwaarden te maken. Zo streng was deze wet dat er zelfs geen smid mocht zijn in Israël. Zelfs als men een zeis of een spa wilde laten maken moest men daarvoor naar de Filistijnen. Men moest daar dan dik voor betalen.
Toen Saul hoorde dat zijn zoon Jonathan, met zijn strijdmacht, de Filistijnen verslagen had liet hij dat door herauten met hoorngeschal door het hele land bekend maken. Alleen liet hij de herauten zeggen dat Saul de overwinning behaald had. De grote daden van Jonathan werden niet genoemd. Heel Israël zette zich schrap, dit zouden de Filistijnen hun niet in dank afnemen, dit zou tot oorlog leiden. De Filistijnen mobiliseerden inderdaad heel hun leger. Zij wilden wraak nemen. Zij hadden drieduizend wagens en zesduizend ruiters. Ook hadden zij een leger zo talrijk als het zand aan de oever van de zee. Daar tegenover had Saul een soort burgerwacht, gewapend met knuppels, stokken en slingers om stenen me te werpen.
Toen de mannen bij Saul dat grote, goed gewapende leger van de Filistijnen zagen, verborgen zij zich in iedere schuilplaats die zij maar konden vinden, in de rotsspleten en in holen. Het zag er heel niet goed uit voor Saul en zijn leger. Maar Samuël had beloofd dat hij na zeven dagen zou komen, om aan God te offeren. De hoop was, dat, nadat men God geofferd had, Hij die alle macht heeft, hen zou verlossen. Toen Samuël na de zevende dag er nog niet was, begonnen de soldaten, met de minste moed, te deserteren. Zij namen hun spullen op hun nek en gingen naar huis.
Nu werd de situatie voor Saul onhoudbaar. Zijn toch al veel te kleine, slecht bewapende leger smolt weg. Daarom besloot Saul, zelf dan maar het offer te ontsteken, in plaats van nog langer op die oude profeet te wachten, misschien kwam hij wel helemaal niet opdagen. Maar nauwelijks brandde het altaar of daar verschijnt Samuël, hij ziet er helemaal niet blij uit. Samuël vertelt aan Saul dat deze overtreding van het gebod van God hem het koningschap gaat kosten. God zou een ander roepen om op de troon van Israël te zitten.
TWÉÉ KONINGEN EN MAAR ÉÉN TROON.
Vanaf dit moment hebben wij te maken met twee mannen die allebei door de profeet Samuël, in opdracht van God, gezalfd zijn tot koning over Israël. De één is een volwassen man met een gezin, de ander, David, is een jonge jongen die schaapherder is. Saul heeft het voordeel dat hij al op de troon zit. David is één van zijn onderdanen. De rest van het boek van Samuël gaat over de strijd van koning Saul tegen David. Dit verhaal kan alleen maar aflopen met de dood van één van deze twee. Maar het zou nog een lange strijd worden.
WAAR BLIJFT DIE WEDERKOMST NOU?
Zoals in de tijd van Saul heel het leger van 600 mannen uitkeek naar de komst van Samuël, de priester profeet, die het vredeoffer op het altaar zou ontsteken, zo zijn ook wij die leven vlak voor de wederkomst. In ons geval zijn het geen 600 mannen die wachten, maar de 6000 jaar die de gelovigen al uitkijken naar de Verlosser die komen zal op de wolken van de hemel om ons thuis te halen. Zoals bij Saul de afgesproken tijd voorbij was, lijkt ook nu wel eens, in de ogen van Gods volk, dat die profetieën hun uiterste houdbaarheidsdatum hebben gehad.
De vijand, satan en zijn volgelingen, nemen in macht en kracht toe, terwijl de kerk van Jezus inderdaad lijkt weg te smelten. Waar is dat krachtige getuigenis wat wij als gelovigen moeten geven om de hele wereld in vuur en vlam te zetten met de boodschap van het evangelie? Is het bij ons zo, als toen bij Israël, dat de vijand ons verbiedt om het zwaard van de Geest te dragen? Het is toch zo, dat iedereen die belijdt dat de bijbel van kaft tot kaft waar is, gezien wordt als fundamentalist en als zodanig als een gevaar voor de samenleving? Ja wij wachten al lang. Maar laten wij niet vergeten dat ons vredeoffer al gebracht is door Jezus. Wij in onze tijd moeten de leer van verlossing door het bloed van het Lam weer centraal stellen, dan zullen wij, slechts gewapend met een stok, [het kruis van Christus] de vijand kunnen overwinnen.
Piet Westein
P.S.
Wij moeten niet bang zijn, als wij zien dat onze kerken leeglopen en de gelovigen weinig in getal zijn. Dit is immers een vervulling van de profetie? Misschien zullen zelfs de herders van de gemeenten hun post verlaten. Zelfs Jezus vroeg Zich af, of Hij nog wel geloof zou vinden op de aarde bij Zijn wederkomst. Maar maak je geen zorgen, Hij zál komen, wij zúllen met Hem staan in die grote schare die niemand tellen kan aan die glazen zee met onze muziekinstrumenten om Hem tot in eeuwigheid lof toe te zingen. Nog even volhouden