22. Elia en Achab ( 1KON.17:1-6.)

1KON.17:1-6.

Het is van nu af aan moeilijk om de koningen van Israël gescheiden te behandelen van de twee grote profeten, Elia en Elisa, die door God gezonden zijn naar deze koningen en hun onderdanen. Zij zijn zo totaal met elkaar verweven, dat om hen beiden recht te doen, wij hen in hun relatie met elkaar aandacht moeten geven.

 

SINDS WANNEER GEVEN DE RAVEN IETS WEG.

Elia verschijnt In deze geschiedenis van Achab als het ware uit het niets. Tot nog toe hebben wij zijn naam niet gelezen. Wij leren hem pas kennen als hij een profetie uitspreekt. Hij komt zelf uit de stad Tisbe dat in Gilead ligt. Deze profetie is gericht aan koning Achab. Deze profetie luidt: Er zal deze jaren geen dauw of regen meer zijn, dan tenzij op mijn woord. Ik neem aan dat deze profetie niet alleen gericht was aan de koning, maar dat de hele natie deze onheilstijding ter ore is gekomen. Pas in het nieuwe testament leren wij dat deze uitzonderlijke droogte drie-en-een-half jaar duurde.

Nu weten wij dat de zomers in Israël droog en heet zijn daarom zal men in het begin nog niet in paniek zijn geraakt. Maar als dan de winterregens uitblijven kan er niet geploegd en gezaaid worden. Dan is er het jaar daarna gelijk al een tekort aan voedsel. Het is op dit moment dat koning Achab een zondebok zoekt. Hij vindt die natuurlijk in degene die deze droogte voorzegd heeft.

 

Nu heeft God, in Zijn voorzienigheid, Elia opgedragen zich te verbergen bij de beek Kerit [Krith]. Water om van te drinken was in het begin geen probleem zolang er nog water in de beek was. Voedsel werd door een wonder aan hem gegeven. Tweemaal daags kwamen de raven om hem te voorzien van brood en vlees. God had natuurlijk net zo makkelijk hem het hemels manna kunnen geven. De schepper van het Universum is zeker niet afhankelijk van een paar raven die, tegen hun natuur in, voedsel weggeven.

 

Terwijl de hele natie honger en dorst lijdt, wordt de profeet gevoed met voedsel wat op een wonderlijke manier uit de hemel neerdaalt. Maar koning Achab probeert in zijn hele koninkrijk die onverlaat van een Elia te vinden. Hij laat geen dorp of boerderij ongemoeid. Hij moet en zal hem vinden. Tenslotte laat hij zelfs in de landen om Israël heen naar hem zoeken met de grootst mogelijke dreigementen. Maar, niets baat, de profeet Elia is weg en blijft weg.

 

TWAALFHONDERD ZESTIG DAGEN GEEN DRUPPEL REGEN.

Laten wij eerst naar de tijd van Jezus kijken of wij een parallel kunnen vinden met die profetie van Elia. Wij moeten daarvoor naar de profeet Maleachi gaan. U zult zeggen die leefde toch vierhonderd jaar eerder dan Jezus? Ja maar in Mal. 4:5 staat dat de profeet Elia zou verschijnen om een boodschap te brengen die het volk zou voorbereiden op de grote en geduchte dag des Heren. En nee, dat is geen verwijzing naar de wederkomst. Dit is een verwijzing naar de eerste komst van de Messias om uw en mijn zonden aan het kruishout te dragen.

 

U begrijpt natuurlijk wel dat Elia niet zelf kwam met die boodschap. Het was Johannes de Doper die vanuit de moederschoot geroepen werd om de Elia van zijn tijd te zijn. Ook in de tijd van Johannes waren er een koning en een koningin die er op uit waren om hem te doden, net als bij Elia. Net zoals er in de tijd van Elia drie en een half jaar geen regen viel, duurde het profeteren van zowel Johannes alsook van Jezus drie en een half jaar. Ook in de tijd van het profeteren van deze twee grootheden waren er geen massale bekeringen die komen pas op de eerste Pinksterdag als er drieduizend mensen zich bekeren.

Wat moeten wij met deze profeet in onze tijd. De profetie van Maleachi voorzegt dat Elia zou komen vóór de grote en doorluchte dag des Heren kwam. Dit is een profetie met een dubbele vervulling. Én voor de eerste én voor de tweede komst van Jezus zou er een voorbereider zijn die het volk zou oproepen om zijn Verlosser te ontmoeten. Bij de eerste komst was dat Johannes die het letterlijke volk van Israël moest oproepen tot bekering. Maar wie doet dat nu, nu wij op het punt staan Hem te zien komen op de wolken?

Waar de Eliaboodschap door Johannes twaalfhonderd en zestig dagen duurde, en bestemd was voor het letterlijke volk van Israël, daar moet in de eindtijd een wereldwijde boodschap worden gebracht aan een wereldwijd volk van God. Nu weten wij dat er in de donkere middeleeuwen een tijd was dat de boodschap van de bijbel vrijwel geheel verdwenen was. Dit duurde geen twaalfhonderd zestig dagen, maar twaalfhonderd zestig jaar. Volgens het profetische een dag voor een jaar principe.

 

DE LAATSTE OPROEP VOOR DE WEDERKOMST.

De oproep tot een reformatie door Luther en zijn medearbeiders luidde het einde in van de geestelijke duisternis die op aarde heerste. Het was door de leer van gerechtigheid door het geloof in het offer van Jezus aan het kruis alleen dat Rome de kracht ontnam en de Paus en zijn volgelingen een dodelijke wond toebracht. Het is een groot wonder dat daarna de contrareformatie toch nog zo’n geweldige overwinning heeft kunnen behalen. Het mag vierhonderd jaar hebben geduurd, maar vrijwel alle protestantse kerken zoeken naar een eenheid die hen uiteindelijk weer onder de macht brengen die zij vroeger de antichrist noemden.

Daarom is die luide roep van de Elia voor onze tijd zo belangrijk. Ga uit van haar [Rome] Mijn volk. In de Openbaring wordt de kerk van Rome vergeleken met een hoer. En de dochters die zij gebaard heeft [het afvallig protestantisme] haar kinderen. Daar de oproep van nóch Elia nóch van Johannes populair was in hun tijd kunnen wij in onze tijd niet veel anders verwachten. Dit ontslaat ons niet van de noodzaak deze boodschap luid en duidelijk te brengen.

                 Piet Westein

 

P.S.         

Daar er op aarde geen plaats was voor Elia en zijn boodschap en Johannes de Doper niet geduld werd, moeten wij ons maar voorbereiden en als wij een chariot met vier paarden langs zien komen spring dan maar aan boord. Je mag je oude mantel gerust hier laten, je krijgt daar een wit kleed.