1Samuël 19.
OP VOORSPRAAK VAN JONATHAN
Iedere keer als David er met een legermacht op uit trekt en weer een overwinning behaalt voor Israël op de Filistijnen neemt zijn roem toe. Maar hoe groter de naam van David wordt des te groter wordt de haat van Saul tegen hem. De koning bedenkt allerlei listen om hem van het leven te beroven. Het wordt zo erg dat Jonathan David begint te waarschuwen. Hij vertelt David: Mijn vader tracht je te doden.
Jonathan heeft een ultieme poging voorbereid om zijn vader te overtuigen David niet te doden. Hij vertelt David zich op een bepaalde plaats in het veld te verstoppen. Hij zal dan met zijn vader spreken, hij zal al de positieve punten van David aanhalen. Aan de andere kant zal hij zijn vader de zondigheid van zijn gedrag laten zien, van de misdaad die hij wil plegen door de moord op zijn knecht David. Als Saul en zijn zoon Jonatan de andere morgen het veld ingaan en zij komen dicht bij de plaats waar David verscholen is, weet Jonathan zijn vader te overtuigen. Saul belooft zijn zoon dat David niet gedood zal worden. Eind goed, al goed?
Maar de oorlog tegen de Filistijnen laait weer in alle hevigheid op. David als legeraanvoerder van een deel van de strijdkrachten van Israël behaalt opnieuw een grote overwinning. Het hele leger van de vijand wordt op de vlucht gejaagd. Het gejuich waarmee David en zijn troepen worden binnengehaald is zelfs tot in het paleis te horen. Dit kan, voor David, alleen maar verkeerd aflopen.
David is, naar zijn gewoonte, bezig om de koning en de hofhouding te vermaken met snarenspel op zijn citer. De overwinning op de vijand moet worden gevierd. Zijn gezangen galmen door de zalen van het paleis en heel het volk is in de ban van deze psalmen. Zelfs de engelen laten hun harpen rusten en kijken vol verwondering toe. Heel het volk, met uitzondering van één man, Saul, hij kookt van woede.
OP DE VLUCHT VOOR ZIJN SCHOONVADER.
Tijdens de feestelijkheden in het paleis, hitst de satanische geest, die Saul toegang heeft gegeven tot zijn hart, de koning weer op. Zijn, van woede vertrokken gezicht, weerspiegelt de geest die in hem werkzaam is. Weer werpt deze, door satan, bezetene zijn speer naar zijn schoonzoon die hem alleen maar als koning wil eren. Maar ook nu weet David het dodelijke wapen te ontwijken. David vlucht naar zijn eigen huis. Maar ook daar is hij nu niet meer veilig. Deze maal heeft satan Saul zo in zijn greep dat hij hem van nu aan niet meer los zal laten.
Terwijl David nog hoopt dat alles, net als in het verleden, wel weer rustig zal worden, vertrouwt zijn vrouw Mikal haar vader helemaal niet meer. Ze zegt tegen haar man: Als je nu, deze nacht, niet vlucht voor mijn vader, zal hij je morgen zeker doden. De soldaten van Saul stonden al voor de deur. Mikal laat David door een raam van de boven verdieping naar beneden zakken, en legt een terafim [afgodsbeeld] op zijn plaats in het bed met een geitenhuid aan het hoofdeinde. Als de soldaten hem bij het eerste daglicht komen arresteren, vertelt Mikal dat David ziek is en niet mee kan komen.
De soldaten komen met dit bericht bij Saul, hij zegt breng hem hier, met bed en al. Het is pas dan dat zij ontdekken dat de vogel gevlogen is. David heeft inmiddels een grote voorsprong op zijn achtervolgers die hij gebruikt om naar Rama te vluchten. Dit is de stad waar de oude profeet Samuël woont. Als Samuël het verhaal van David hoort, gaat hij samen met David naar de Stad Najod. Als zij hadden gehoopt daar veilig te zijn voor de haat van Saul, dan was die hoop ijdel. Het moment dat men Saul vertelt waar David en de profeet zijn, stuurt hij een groep soldaten om hem te arresteren.
DE GEEST ZOALS WIJ DIE NIET KENNEN.
Als de boden van Saul in Najod aangekomen zijn, zien zij Samuël aan het hoofd van een groep profeten. Deze profeten zijn in Geestvervoering. Op het moment dat de boden van Saul daar aankomen valt deze zelfde geest ook op hen. Zodra Saul dit te horen krijgt, stuurt hij anderen. Dit helpt niet want ook deze groep overkomt hetzelfde. Nadat hij een derde groep gestuurd heeft met hetzelfde resultaat, besluit de koning zelf te gaan. Als Saul bij de grote waterput te Seku [Wachttoren] komt, vraagt hij waar Samuël en David zijn. Op het moment dat hij hoort dat zij in Najod zijn, overkomt hem hetzelfde als de boden die hij heeft uitgezonden. Ook op hem valt die Geest. Als hij bij Samuël komt trekt hij al zijn kleren uit en gaat een dag en een nacht naakt op de grond liggen.
Het mag voor ons wat vreemd lijken als ons eerst verteld wordt dat Saul eerst de uitstorting van de Heilige Geest van God krijgt bij zijn zalving tot koning. Daarna zien wij hoe hij langzaam stap voor stap ruimte maakt in zijn hart voor de aartsbedrieger satan. Maar nu in dit stuk zien wij hem weer vervuld door de geest van God, zonder dat hij de geest van Satan op geeft. Wonen nu die beide geesten tegelijkertijd in hem? Heeft Saul die uitingen van de Geest nu slechts omdat de Geest van God nu eenmaal sterker is dan die van de tegenstander? Waar is zijn eigen wil in dit alles?
HOE STAAT HET MET DE VRIJE WIL VAN DE MENS?
Wij hebben nu gezien hoe Koning Saul van een door God zelf geroepen en gewijde man, gezegend met de uitstorting van de Heilige Geest, waardoor hij ook profeteert, verandert in een manisch-depressieve satan aanbidder. Hoe moeten wij dat duiden? Kan dat ons ook zomaar overkomen?
Omdat het verhaal heel compact tot ons komt, zien wij niet het verloop van zijn geestesgesteldheid. Het lijkt wel of dat in een paar grote stappen gaat en dat God en satan daar alleen de hand in hebben. De vrije wil van Saul lijkt wel totaal afwezig. Het van dag tot dag steeds verder van het ideaal van God voor hem afwijken wordt hier niet beschreven. Het is tenslotte, als de zachtmoedige, nederige herder Saul zijn karakter door zijn dagelijkse keuzes verandert in iemand met hoogmoedswaanzin dat satan ingang krijgt in dat deel van zijn wezen waar de mens zijn beslissingen neemt.
Dit is nooit de bedoeling van God voor Saul geweest, keer op keer heeft God hem de mogelijkheid gegeven om terug te keren naar de relatie die hij met God aan het begin van zijn koningschap had. De Schepper heeft zelfs David naar Saul gestuurd om hem te genezen door harmonische aan God gewijde muziek. Het horen van deze muziek, en de daarbij horende psalmen doet de gevallen engelen vluchten. Het is slechts door te volharden in het afwijzen van de heilige Geest dat Die Zich terug moet trekken. Daarna is het dat Saul zich helemaal overgeeft in de klauwen van de vernietiger.
Wat moeten wij met het feit dat Saul daar een dag en een nacht naakt op de grond ligt, terwijl hij onder de invloed van de Geest is? Wat is het nut van deze mededeling? De koning ligt hier machteloos ter aarde. Had God niet op deze bijzondere manier ingegrepen dan had Saul opgehitst door Satan zeker David en misschien ook Samuël gedood. Nu had hij een volle dag om te vluchten.
Het is wel duidelijk dat als wij contact met de Geest van God willen hebben, dat wij dat niet krijgen door naakt op de grond te gaan liggen. Dit was slechts om te laten zien dat hij Saul niet in staat was om wat voor actie te ondernemen buiten de toelating van God om. Ook had Saul die koninklijke macht niet van Satan maar van God.
IK ZIE EEN POORT WIJD OPEN STAAN.
Wat wij tot nog toe gelezen hebben, lijkt alleen mogelijk te zijn geweest in de tijd van het oude testament. Maar niets is minder waar. Ook wij Christenen die in de eindtijd leven en de poorten van het Nieuw Jeruzalem al als het ware zien openstaan worden belaagd door dezelfde vijand. Ook wij zijn geroepen tot een koninklijk priesterschap, ook wij hebben de Heilige Geest ontvangen. Ook voor ons betekent dat niet, dat Satan ons met rust zal laten.
Satan zal ons als individu en als gemeente van God stap voor stap trachten in zijn macht te krijgen. Hij zal de leiders van de gemeente zijn meeste aandacht geven, als zij vallen, vallen de gemeenteleden vaak vanzelf in zijn handen. Misschien werkt het nog steeds als wij toch maar die Godgewijde muziek blijven spelen en zingen.
Piet Westein
P.S.
Hoe kan het toch dat die David die gezalfd was tot koning en de uitstorting van de Geest had gekregen een Terafim [afgodsbeeld] in huis had? Onze huizen en ons hart zijn toch wel vrij van die Terafim? Wij luisteren toch nooit naar de influisteringen van die verleider?