2 Sam. Hoofdstuk 7
God had voor David een huis gebouwd. Dat wil zeggen een dynastie, die eeuwenlang zou blijven bestaan. Al de beloften die God aan David had gegeven waren letterlijk in vervulling gegaan. Nu woonde David in een paleis, maar de ark van God stond nog steeds onder een tentdoek. Daar wilde koning David iets aan gaan doen. Hij wilde een huis voor God bouwen.
Nu was dat huis wat God voor David gebouwd had geen letterlijk huis. Het paleis waar hij in woonde, was voor hem gebouwd door Ghiram, de koning van Tyrus. God vroeg David ook niet om voor Hem een huis [Tempel] te bouwen. Sterker nog, als David zijn plannen overlegt met de profeet Natan, die onmiddellijk warm loopt voor dit plan en hem aanmoedigt om dat vooral te doen, omdat God met hem is in wat hij ook onderneemt, komt God tussen beide.
In een nachtelijk visioen komt God naar de profeet Natan. In dat visioen maakt God duidelijk dat Hij anders is dan de afgoden. Hij heeft al die jaren, vanaf de uittocht uit Egypte, in een tent gewoond, nooit heeft Hij zich hierover beklaagd, ook nu is dat niet iets wat Hij begeert. Daarna maakt God duidelijk Wie David achter de schapen vandaan geroepen heeft. Ook laat Hij zien wie al die vijanden van Israël verslagen heeft. Hij de Schepper God laat dit aan David weten om te voorkomen dat hij door hoogmoed ten val zal komen.
Dat David die profetische waarschuwing van God goed begrepen heeft, blijkt uit het gebed dat Hij opzendt nadat Natan hem dat bericht van God heeft overgebracht. Er staat dat David zich nederzette toen hij tot God sprak. 2 Sam. 7:18. Een gelovige in die tijd bad gewoonlijk staande, in sommige gevallen knielde hij voor God neer om Hem iets af te smeken. Het gebed, dat hier is opgetekend, is een dankgebed, David looft God voor Zijn grote daden. Dit is de enige keer dat ik weet dat iemand tot God komt in gebed terwijl hij zich neerzet, of te wel hij zit terwijl hij bidt. Met andere woorden, David rust in het volbrachte werk dat God voor hem heeft gedaan.
In zijn gebed looft David God voor al Zijn grote daden, hij erkent zijn afhankelijkheid van God en zijn eigen kleinheid. David dankt God ook voor de beloften voor de toekomstige generaties die uit hem geboren zullen worden en zullen heersen op de troon van Israël. Tot zover geen vuiltje aan de lucht. David had de verzekering gekregen dat één van zijn zonen, een tempel voor de God van hemel en aarde zou bouwen. Hij, David, zou er wel voor zorgen dat er genoeg goud en zilver zou zijn om dat grote werk uit te voeren.
WAAR WOONT DIE GOD DAN WEL?
Dit lijkt misschien een vreemde vraag. Maar een God die begon met het scheppen van hemel en aarde moet zelf groter zijn dan dat wat Hij geschapen heeft. Hoe zou dan een mens, het werk van Zijn handen, hem kunnen vangen in een tent, een tempel of welk soort bouwsel ook? Hoe zouden wij God blij kunnen maken met een onderkomen dat met onze imperfecte handen is gemaakt?
Nee, God heeft aan Mozes geopenbaard hoe hij een draagbare tempel moest maken. God zelf had hem op de berg Horeb getoond wat de bedoeling was. Ieder deel van de tabernakel en al zijn gebruiksvoorwerpen wezen naar een bijzonder deel van het verlossingsplan. Het was voor heel Israël een studieobject, om te leren wie God was en wat zijn wetten betekenden.
Ja, Gods troon was inderdaad tussen de twee cherubs op de ark van het verbond, daarom zouden wij kunnen zeggen dat Hij in het heilige der heiligen woonde. Maar tegelijkertijd ging diezelfde God in de vorm van de wolkkolom en vuurkolom voor het volk uit. Hij, de Schepper kan ons in Zijn hand houden als individu of als volk, maar het is pure hoogmoed om te veronderstellen dat wij hem kunnen vangen in een gebouw of een vorm.
Het is niet voor niets dat de eerste drie geboden duidelijk maken dat wij geen afbeelding van Hem moeten maken. Het vierde gebod gaat over hoe de Schepper zelf een onzichtbaar gedenkteken heeft gemaakt in de tijd. Dat gedenkteken, de sabbat, heeft door de eeuwen heen een steeds grotere lading gekregen.
Adam kon God op de sabbat loven als Schepper van hemel en aarde. Het volk van Israël kreeg daarbij het feit dat Hij hen uit de Egyptische duisternis had geleid tot Zijn wonderbaar licht. Zo hadden zij een extra reden om hem op de sabbat te loven. Voor Zijn kerk is daar de verlossing in Jezus nog bij gekomen. Het is niet voor niets dat Jezus na Zijn kruisdood op de sabbat rustte in het graf. Wij als individuele gelovigen kunnen teruggrijpen op al deze zaken. Wij gelovigen rustten altijd in de volbrachte daden van God en loven Hem daarvoor. Maar daar Jezus een persoonlijke relatie met ons wil, gaat het er Hem vooral om wat onze ervaring met Hem is. Als wij weten dat wij verlost zijn dóór Hem en wij zijn tot rust gekomen ín Hem, dan wordt het misschien tijd dat wij een plaatsje vrijmaken in ons hart vóór Hem. Ik denk dat die oneindig grote God het liefst wil wonen in ons hart. Dat is ook de enige plaats waar Hij in past.
Piet Westein.
P. S.
Zou het niet mooi zijn geweest, als de geschiedenis van David hiermee was afgesloten. Dit dankgebed, wat David naar God opzond, verwarmt het hart van iedere gelovige. Het zou de kroon zijn geweest op zijn leven. Maar zijn leven gaat door en net als bij ons blijft satan op de loer liggen. Ik hoop dat David zich daar tegen kan wapenen. Spannend hoor.