Na de ballingschap.
Aan vrijwel alle profeten, vanaf Mozes tot Jeremia heeft God de opdracht gegeven, het volk van Israël te waarschuwen. De waarschuwing luidde, dat als zij niet naar Zijn wetten wilden leven, zij weggevoerd zouden worden en slaven zouden zijn in een vreemd land. Zij hebben niet willen luisteren, daarom zijn al deze profetieën ook uitgekomen. Zij hebben zeventig jaar lang in een vreemd land (Babel) gewoond. Daarna heeft God hen uitgeleid uit Babel, net zoals hij hen uit Egypte geleid heeft.
Een nieuw begin
Daar sta je dan, in een totaal verwoest land. De muren van de steden zijn omver gehaald, de huizen verbrand en de akkers met stenen onbruikbaar gemaakt. Wat misschien nog erger is, is dat er vreemdelingen in het land wonen. Wie er nog van de Israëlieten in het land overgebleven zijn, zijn met vreemde mannen en vrouwen getrouwd. Het geloof wat deze mensen aanhangen is een mengsel van waarheid en leugen, waarvan de leugen overheerst. Dit is de toestand waarin de drie profeten van na de ballingschap: Haggai, Zacharia en Maleachi moeten profeteren.
Zacharia
Wij willen ons in dit stukje beperken tot de profeet Zacharia. Hij begint te profeteren in het tweede jaar van koning Darius, de koning van Babel. In het eerste hoofdstuk roept de profeet het volk op om zich te bekeren. Hij vertelt wat hun vaderen voor zonden hebben gedaan, ook waarschuwt hij hen, om niet in de zelfde weg van hun voorgeslacht verder te gaan. God geeft Zacharia een aantal misschien in onze ogen vreemde profetieën. Het is met name naar deze profetieën dat wij willen gaan kijken, en zien of zij ook voor ons vandaag de dag nog iets te vertellen hebben.
De ruiters
Lees Zacharia 1:7-17. Zacharia ziet een visioen in de nacht. Of dit hetzelfde is als een profetische droom weten wij niet, wij zien slechts dat het een visioen is ter bemoediging van de profeet en het volk. Zacharia ziet een man zitten op een rood paard, die tussen de mirten (een soort struik) staat. Verder in deze profetie zien wij dat deze persoon de Engel des Heren is. Achter deze man ziet hij rode, bruine en witte paarden. Daar de betekenis voor de profeet onduidelijk is, vraagt hij aan de engel die bij hem is, wat dit te betekenen heeft. Het antwoord van de engel is, dat deze de opdracht hadden uitgevoerd om de aarde te doorkruisen. Het bericht wat de ruiters brengen is dat de aarde in volkomen rust verkeerd. Hierna komt er een vraag van de Engel des Heren: Hoe lang zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en de steden van Juda, waarop Gij nu al zeventig jaar toornig zijt. De Here spreekt dan met goede troostrijke woorden. De Heer zou ijverig werken voor Zijn volk, alle steden in Israël zouden weer bewoond worden.
Onzichtbare paarden
God was vanaf de tijd vóór de ballingschap al aan het werk voor Zijn volk, maar het was een werk dat niemand kon waarnemen. Ook in de tijd kort na de ballingschap, lijkt het of God zich niet om Zijn volk bekommert. Zij zijn net drie jaar terug, alle oogsten zijn tot nog toe mislukt, zij hebben meer vijanden dan vrienden, en zij hebben de moed verloren. Zij hadden de fundering van de nieuwe tempel gelegd, maar ze zijn gestopt met bouwen. Het leek allemaal zinloos!
Nu komt hier de Engel des Heren (God in zichtbare vorm) met de boodschap dat het van nu aan beter zal gaan. De boodschap was dat Gods Geest rust had gebracht door het hele rijk, zodat zij niet meer in benauwdheid hoefden te leven.
Voor ons?
In Openbaring zes zien wij ook deze ruiters op hun paarden. Johannes gebruikt de meeste van zijn beelden uit dit boek van Zacharia. Deze boodschap was kennelijk niet alleen voor die tijd maar ook voor de onze. Ook nu zijn er mensen die zich bekeren uit een Babylonische ballingschap. (De bijbel ziet de afvallige christelijke kerk als Babel). De mensen die zich bekeren en zich aansluiten bij de ware kerk van deze tijd, verwachten misschien direct een zichtbare zegen van God, maar ook zij zullen vaak eerst een moeilijke tijd doormaken, voordat zij de beloofde zegen ervaren, die ook zeker komen zal.
De belofte van God aan de profeet Daniël was dat het volk wel weer terug mocht, naar zijn eigen land, en dat zij de stad en de tempel zouden herbouwen, maar dat dat alles zou zijn in een moeilijke tijd.
Ook wij, in onze tijd werken aan de bouw van dat koninkrijk van God, ook wij zullen dit moeten doen onder veel tegenstand. Onze vijanden zullen ons belasteren, ons kwaad voor goed vergelden. Toch zal er een tijd komen wanneer de hele wereld tot rust komt, als Zijn Geest door de hele wereld trekt en er rust brengt. Of dat aan deze kant van de eeuwigheid zal zijn, waag ik te betwijfelen. Wij weten slechts zeker dat God die goede en troostrijke woorden die Hij aan Zacharia liet horen, ook voor ons bestemd heeft.
Piet Westein