Haman, die boosdoener, is dood. Hij is gestorven aan de paal die hij voor Mordechai had opgericht. Ook met de zonen van Haman loopt het niet goed af. Wat te doen met al die bezittingen van Haman, hij was tenslotte schatrijk geweest? Iedereen die een wettige claim had op al die schatten was dood. Koning Ahasveros besluit om zijn zegelring die aan de hand van Haman was geweest terug te nemen en hem aan de vinger van Mordechai te doen. Al de schatten die Haman bezeten had geeft de koning aan zijn gemalin Esther. Zij wordt in één klap onmetelijk rijk.
Als Esther aan de koning vertelt dat Mordechai haar oom is en dat hij haar als een vader heeft opgevoed, omdat zij wees is, geeft Ahasveros aan Mordechai de functie die zojuist is vrij gekomen door de dood van Haman. Het is nu Mordechai die de zegelring van de koning mag dragen. Koningin Esther laat het beheer van alles wat aan Haman had toebehoord over aan haar oom, aan Mordechai.
EEN HALFSLACHTIGE OPLOSSING.
Koningin Esther beseft dat het probleem voor haarzelf en haar volk onveranderd is. Zij zijn nog steeds ten dode gedoemd. Esther knielt opnieuw huilend voor de koning neer. Als hij haar vraagt wat er aan de hand is, vraagt zij of hij de wet ongedaan kan maken die hun uitroeiing toestaat. Daar het een wet van Meden en Perzen is, die onveranderlijk is, moet er een andere weg bewandeld worden. De koning besluit dat alle Joden waar ze zich ook bevinden zichzelf mogen verdedigen tegen hun vijanden. Men krijgt genoeg tijd om zich voor te bereiden, want het oordeel zal pas worden uitgevoerd op de dertiende dag van de twaalfde maand. Het moment dat Ahasveros de nieuwe wet verstuurt is het de drieëntwintigste dag van de derde maand. Wij hebben nu een vreemde situatie. Aan de ene kant hebben de vijanden [de Amelakieten?] de vrijheid om alle Joden inclusief de koningin uit te moorden, aan de andere kant is er nu ook een nieuwe wet die de Joden toestaat om zich te verdedigen en al hún vijanden te doden en te beroven. Dat moet allemaal gebeuren op de 13e Adar. [12e maand]
Mordechai neemt zijn nieuwe positie serieus, hij zet er grote vaart achter. Zodra hij de brieven heeft laten vertalen in de taal van alle landen die onder het Medo-Perzische rijk vallen, laat hij ze door ijlboden door heel het rijk bezorgen. De paarden waarop deze ijlboden rijden waren speciaal gefokte paarden die door heel het rijk waren gestationeerd, zodat de wetten van de koning snel konden worden verspreid. Zodra deze wet in de stad Susan bekend wordt gemaakt is er groot feest bij de Joden die dit horen. Hoe hun tegenstanders er op reageren wordt niet vermeld, maar dat laat zich wel raden.
DE MANTELS VAN MORDECHAI.
Voordat Mordechai uit het koninklijke paleis vertrekt geeft men hem eerst de kleding die bij zijn nieuwe positie hoort. Als wij die kleding wat nauwkeuriger bekijken dan vallen ons een paar dingen op. De eerste kleding die genoemd wordt is van blauw purper en linnen. En men zette een gouden diadeem op zijn hoofd. Over dat kleed droeg hij een mantel van fijn linnen en purper. Deze kleding en die diadeem, dat waren nu net de dingen die Haman graag had willen hebben. Hij had zich aan iedereen willen laten zien in een koninklijke mantel en met een koningskroon op zijn hoofd. Purperen kleding was bestemd voor koningen en andere heersers, het linnen werd normaal gedragen door de priesterklasse. Als de koning linnen én purper droeg dan eigende hij zich ook óf de priesterfunctie of de goddelijke status toe.
In het Medo-Perzische rijk hadden de koningen inderdaad ook de goddelijke status. [O, koning leef in eeuwigheid.] Maar van Mordechai kunnen wij eerder verwachten dat hij deze heersersfunctie tijdelijk gebruikte als aardse middelaar tussen God en zijn volk. Met andere woorden, hij liet zich door God gebruiken om Zijn volk voor uitroeiing te beschermen.
Volgens én Paulus én Jezus zelf, zijn ook wij de gelovigen geroepen om een koninkrijk van priesters te zijn. Ook wij staan tussen een heilige God en een zondige wereld. Ook wij verkondigen een Middelaar aan deze wereld die geheel vernietigd wordt als zij zich niet bekeert. Zullen wij niet door Jezus zelf met die witte klederen die wijzen op Zijn gerechtigheid worden bekleed en zullen wij die overwinnaarskroon niet uit Zijn eigen hand ontvangen? Laten wij dan die verantwoordelijkheid op ons nemen en deze Middelaar aan de wereld bekend maken.
Piet Westein.
P.S.
Laten wij hopen dat die brieven met daarin die nieuwe wetten op tijd door het hele rijk bekend worden, zodat de Joden de tijd hebben om hun messen te slijpen voor hun verdediging. Zij zijn in ieder geval gewaarschuwd. Wij ook?